H7036 קָלוֹן
confusion, ignominy, reproach, shame, dishonour
Job 10:15 | Zo ik goddeloos ben, wee mij! En ben ik rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie mijn ellende. |
Psalm 83:17 | Maak hun aangezicht vol schande, opdat zij, o HEERE! Uw Naam zoeken. |
Spreuken 3:35 | De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich. |
Spreuken 6:33 | Plage en schande zal hij vinden, en zijn smaad zal niet uitgewist worden. |
Spreuken 9:7 | Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek. |
Spreuken 11:2 | Als de hovaardigheid komt, zal de schande ook komen; maar met de ootmoedigen is wijsheid. |
Spreuken 12:16 | De toorn des dwazen wordt ten zelven dage bekend; maar die kloekzinnig is, bedekt de schande. |
Spreuken 13:18 | Armoede en schande is desgenen, die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt; zal geeerd worden. |
Spreuken 18:3 | Als de goddeloze komt, komt ook de verachting en met schande versmaadheid. |
Spreuken 22:10 | Drijf den spotter uit, en het gekijf zal weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden. |
Jesaja 22:18 | Hij zal u gewisselijk voortrollen, gelijk men een bal rolt, in een land, wijd van begrip; aldaar zult gij sterven, en aldaar zullen uw heerlijke wagenen zijn, o gij schandvlek van het huis uws heren! |
Jeremia 13:26 | Zo zal Ik ook uw zomen ontbloten boven uw aangezicht, en uw schande zal gezien worden. |
Jeremia 46:12 | De volken hebben uw schande gehoord, en het land is vol van uw gekrijt; want zij hebben zich gestoten, held tegen held, zij zijn beiden te zamen gevallen. |
Hosea 4:7 | Gelijk zij meerder geworden zijn, alzo hebben zij tegen Mij gezondigd; Ik zal hunlieder eer in schande veranderen. |
Hosea 4:18 | Hunlieder zuiperij is afvallig; zij doen niet dan hoereren; hun schilden (het is een schande!) beminnen [het woord]: Geeft. |
Nahum 3:5 | Ziet, Ik [wil] aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal uw zomen ontdekken boven uw aangezicht, en Ik zal den heidenen uw naaktheid, en den koninkrijken uw schande wijzen. |
Habakuk 2:16 | Gij zult [ook] verzadigd worden met schande, voor eer; drinkt gij ook, en ontbloot de voorhuid; de beker der rechterhand des HEEREN zal zich tot u wenden, en er zal een schandelijk uitbraaksel over uw heerlijkheid zijn. |