Job 30:22 | Gij heft mij op in den wind; Gij doet mij [daarop] rijden, en Gij versmelt mij het wezen. |
Job 32:8 | Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig. |
Job 32:18 | Want ik ben der woorden vol; de geest mijns buiks benauwt mij. |
Job 33:4 | De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen heeft mij levend gemaakt. |
Job 34:14 | Indien Hij Zijn hart tegen hem zette, zijn geest en zijn adem zou Hij tot Zich vergaderen; |
Job 37:21 | En nu ziet men het licht niet [als het] helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; |
Job 41:7 | Het een is [zo] na aan het andere, dat de wind daar niet kan tussen komen. |
Psalm 1:4 | Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind henendrijft. |
Psalm 11:6 | Hij zal op de goddelozen regenen strikken, vuur en zwavel; en een geweldige stormwind zal het deel huns bekers zijn. |
Psalm 18:11 | En Hij voer op een cherub, en vloog; ja, Hij vloog snellijk op de vleugelen des winds. |
Psalm 18:16 | En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des winds van Uw neus. |
Psalm 18:43 | Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten. |
Psalm 31:6 | In Uw hand beveel ik mijn geest; Gij hebt mij verlost, HEERE, Gij, God der waarheid! |
Psalm 32:2 | Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is. |
Psalm 33:6 | Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir. |
Psalm 34:19 | [Koph.] De HEERE is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest. |
Psalm 35:5 | Laat hen worden als kaf voor den wind, en de Engel des HEEREN drijve hen weg. |
Psalm 48:8 | Met een oostenwind verbreekt Gij de schepen van Tharsis. |
Psalm 51:12 | Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest. |
Psalm 51:13 | Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij. |