Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
ʾôpîr, zn. mnl.; TWOT 50;
1) persoonsnaam Ofir (Gen. 10:29; 1 Kron. 1:23); 2) land Ofir (1 Kon. 9:28; 10:11; 22:49; 1 Kron. 29:4; 2 Kron. 8:18; 9:10; ); 2a) fijn goud v. Ofir (Job 22:24; 28:16; Ps. 45:10; Jes. 13:12).
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!