H241_ אֹזֶן
oor, openbaren, oorlel, meedelen, (rechter)oorlapje, aanhoren ten - van, oren
Taal: Hebreeuws

Statistieken

Komt 189x voor in 26 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

אֹ֫זֶן 188 n.f. Ex 29:20 ear 1 ear, as part of body 2 especially as organ of hearing 3 open ears of, reveal to

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H241 אֹזֶן ʼôzen; from 238; broadness. i.e. (concrete) the ear (from its form in man) — advertise, audience, displease, ear, hearing, show.

Synoniemen, homoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws אָזַן H238 "het oor neigen, ter, het oor, ter ore nemen, zijn (de) oren neigen, horen, het oor lenen"; Hebreeuws אׇזְנִי H244 "Oznieten, Ozni";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen