H954_ בּוּשׁ
beschaamd worden, beschaamd zijn/worden, beschaamd (zijn), zich schamen, zich, tot schamens toe, bes
Taal: Hebreeuws

Statistieken

Komt 113x voor in 16 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

בּוֹשׁ 109 vb. be ashamed Qal 1 abs. feel shame 2 sq. מִן, be ashamed of, i.e. disconcerted, disappointed by reason of 3 with obj. I am ashamed to ask Polel delay (in shame) Hiph 1 put to shame 2 a put to shame b act shamefully c to be put to shame d be ashamed Hithp. ashamed before one another

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H954 בּוּשׁ bûwsh; a primitive root; properly, to pale, i.e. by implication to be ashamed; also (by implication) to be disappointed or delayed — (be, make, bring to, cause, put to, with, a-) shamed(-d), be (put to) confounded(-fusion), become dry, delay, be long.

Synoniemen, homoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws בּוּשָׁה H955 "schande, schaamte"; Hebreeuws בׇּשְׁנָה H1317 "schande , schaamte"; Hebreeuws בֹּשֶׁת H1322 "beschaming, beschaamd, schandgod, schande, beschaamdheid, schaamte, beschaamd gelaat"; Hebreeuws מָבֻשׁ H4016 "secrets";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij