H3898_ לָחַם
oorlog voeren, strijden, eten
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Oorlog,

Statistieken

Komt 177x voor in 18 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

lāḥam, ww., I) TWOT 1104; Vergelijkbaar met Moabitisch הלתחם, Arab. iltaḥama "hij vocht" (E. Klein, p. 298). De oorspronkelijke betekenis van dit stamwoord was waarschijnlijk "de strijd bevelen". Cf. Arab. laḥama "hij paste dicht op elkaar" (E. Klein, p. 298); II) TWOT 1105; Afgeleid van לֶחֶם I. cf. Ugar. lḥm "eten" (E. Klein, p. 298); III) Vergelijk Arab. laḥama "hij voegde samen, repareerde, laste, soldeerde", laḥḥama "hij soldeerde" (E. Klein, p. 298);


I) 1) qal oorlogvoeren (Ps. 35:1; 56:2, 3), Ivr. vechten, strijden (E. Klein, p. 298; J. Pimentel, p. 204); 1a) nifal strijden, oorlogvoeren (Ex. 1:10; 14:14; Ps. 109:3);

II) 1) qal eten, aan tafel zitten (Spr. 4:17; 9:5; 23:1, 6);

III) samenvoegen; lassen, solderen; 1b) hifil הִלְחִים PBH hij voegde zich bij elkaar (E. Klein, p. 298), Ivr. hij soldeerde (E. Klein, p. 298); 1c) hofal הֻלֽחַם werd gelast, werd gesoldeerd (E. Klein, p. 298);



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

[לָחַם] vb. use as food, eat

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H3898 לָחַם lâcham; a primitive root; to feed on; figuratively, to consume; by implication, to battle (as destruction) — devour, eat, × ever, fight(-ing), overcome, prevail, (make) war(-ring).

Synoniemen, homoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws לָחוּם H3894 "ingewand, spijze, vlees"; Hebreeuws לֶחֶם H3899 "eten, toonbrood, spijs, spijze, brood der toerichting, brood"; Hebreeuws לָחֶם H3901 "krijg , strijd"; Hebreeuws מִלְחָמָה H4421 "oorlog, vechten, strijders";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen