Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
nāšab, ww.; TWOT 1426; Een zijdelingse vorm van נשׁף H5398. cf. Aram. en Syr. נֽשַׁב, ook נֽתַב "het blaast" (E. Klein, p. 428).
1) qal blazen v.d. wind (Jes. 40:7 †); 1a) hifil verdrijven, verjagen (Gen. 15:11), wegblazen (Ps. 147:18)
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!