Psalm 25:10 | [Caph.] Alle paden des HEEREN zijn goedertierenheid en waarheid, dengenen, die Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren. |
Psalm 34:11 | [Caph.] De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. |
Psalm 37:20 | [Caph.] Maar de goddelozen zullen vergaan, en de vijanden des HEEREN zullen verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen. |
Psalm 111:6 | [Caph.] Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend gemaakt; [Lamed.] hun gevende de erve der heidenen. |
Psalm 112:6 | [Caph.] Zekerlijk, hij zal in der eeuwigheid niet wankelen; [Lamed.] de rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis zijn. |
Psalm 119:81 | Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt. |
Psalm 145:11 | [Caph.] Zij zullen de heerlijkheid Uws Koninkrijks vermelden, en Uw mogendheid zullen zij uitspreken. |
Spreuken 31:20 | [Caph.] Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige; en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige. |
Klaagliederen 1:11 | [Caph.] Al haar volk zucht, brood zoekende, zij hebben hun gewenste dingen voor spijs gegeven, om de ziel te verkwikken. Zie, HEERE, en aanschouw, dat ik onwaard geworden ben. |
Klaagliederen 2:11 | [Caph.] Mijn ogen zijn verteerd door tranen, mijn ingewand wordt beroerd; mijn lever is ter aarde uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kind en de zuigeling op de straten der stad in onmacht zinken; |
Klaagliederen 3:31 | [Caph.] Want de Heere zal niet verstoten in eeuwigheid. |
Klaagliederen 3:32 | [Caph.] Maar als Hij bedroefd heeft, zo zal Hij Zich ontfermen, naar de grootheid Zijner goedertierenheden. |
Klaagliederen 3:33 | [Caph.] Want Hij plaagt of bedroeft des mensenkinderen niet van harte. |
Klaagliederen 4:11 | [Caph.] De HEERE heeft Zijn grimmigheid volbracht, Hij heeft de hittigheid Zijns toorns uitgestort; en Hij heeft te Sion een vuur aangestoken, hetwelk haar fondamenten verteerd heeft. |