1 Kronieken 6:7 | En Merajoth gewon Amarja, en Amarja gewon Ahitub; |
1 Kronieken 6:11 | En Azarja gewon Amarja, en Amarja gewon Ahitub; |
1 Kronieken 6:52 | Merajoth zijn zoon; Amarja zijn zoon; Ahitub zijn zoon; |
1 Kronieken 23:19 | Aangaande de kinderen van Hebron: Jeria was het hoofd, Amarja de tweede, Jahaziel de derde, en Jekameam de vierde. |
1 Kronieken 24:23 | En van de kinderen van [Hebron] was Jeria de [eerste], Amarja de tweede, Jahaziel de derde, Jekameam de vierde. |
2 Kronieken 19:11 | En ziet, Amarja, den hoofdpriester, is over u in alle zaak des HEEREN; en Zebadja, de zoon van Ismael, de vorst van het huis van Juda, in alle zaak des konings; ook zijn de ambtlieden, de Levieten, voor uw aangezicht; weest sterk en doet het, en de HEERE zal met den goede zijn. |
2 Kronieken 31:15 | En aan zijn hand waren Eden, en Minjamin, en Jesua, en Semaja, Amarja en Sechanja, in de steden der priesteren, met getrouwigheid, om aan hun broederen in de verdelingen, zowel aan de kleinen als de groten, uit te delen: |
Ezra 7:3 | Den zoon van Amarja, den zoon van Azarja, den zoon van Merajoth, |
Ezra 10:42 | Sallum, Amarja, Jozef. |
Nehemia 10:3 | Pashur, Amarja, Malchia, |
Nehemia 11:4 | Te Jeruzalem dan woonden [sommigen] van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez; |
Nehemia 12:2 | Amarja, Malluch, Hattus, |
Nehemia 12:13 | Van Ezra, Mesullam; van Amarja, Johanan; |
Sefanja 1:1 | Het woord des HEEREN, hetwelk geschied is tot Zefanja, den zoon van Cuschi, den zoon van Gedalja, den zoon van Amarja, den zoon van Hizkia; in de dagen van Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda. |