Genesis 28:19 | En hij noemde den naam dier plaats Beth-el; daar toch de naam dier stad te voren was Luz. |
Genesis 35:6 | Alzo kwam Jakob te Luz, hetwelk is in het land Kanaan (dat is Beth-el), hij en al het volk, dat bij hem was. |
Genesis 48:3 | Daarna zeide Jakob tot Jozef: God de Almachtige, is mij verschenen te Luz, in het land Kanaan, en Hij heeft mij gezegend; |
Jozua 16:2 | En het komt van Beth-el uit naar Luz; en het gaat door tot de landpale des Archiets, tot Ataroth toe; |
Jozua 18:13 | En van daar gaat de landpale door naar Luz, aan de zijde van Luz, welke is Beth-el, zuidwaarts; en deze landpale gaat af naar Atroth-addar, aan den berg, die aan de zuidzijde van het benedenste Beth-horon is. |
Richteren 1:23 | En het huis van Jozef bestelde verspieders bij Beth-el; de naam nu dezer stad was te voren Luz. |