Mattheus 10:3 | Filippus en Bartholomeus; Thomas en Mattheus, de tollenaar; Jakobus, de [zoon] van Alfeus, en Lebbeus, toegenaamd Thaddeus; |
Markus 3:18 | En Andreas, en Filippus, en Bartholomeus, en Mattheus, en Thomas, en Jakobus, den [zoon] van Alfeus, en Thaddeus, en Simon Kananites, |
Lukas 6:14 | [Namelijk] Simon, welken Hij ook Petrus noemde; en Andreas zijn broeder, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartholomeus; |
Johannes 1:45 | Filippus nu was van Bethsaida, uit de stad van Andreas en Petrus. |
Johannes 1:47 | En Nathanael zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zeide tot hem: Kom en zie. |
Johannes 1:49 | Nathanael zeide tot Hem: Van waar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer u Filippus riep, daar gij onder den vijgeboom waart, zag Ik u. |
Johannes 6:7 | Filippus antwoordde Hem: Voor tweehonderd penningen brood is voor dezen niet genoeg, opdat een iegelijk van hen een weinig neme. |
Handelingen 1:13 | En als zij ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, [namelijk] Petrus en Jakobus, en Johannes en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeus en Mattheus, Jakobus, [de zoon] van Alfeus, en Simon Zelotes, en Judas, [de broeder] van Jakobus. |