Genesis 6:11 | Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht; en de aarde was vervuld met wrevel. |
Genesis 16:6 | En Abram zeide tot Sarai: Zie uw dienstmaagd is in uw hand; doe haar, wat goed is in uw ogen. En Sarai vernederde haar, en zij vluchtte van haar aangezicht. |
Genesis 16:9 | Toen zeide de Engel des HEEREN tot haar: Keer weder tot uw vrouw, en verneder u onder haar handen. |
Genesis 37:18 | En zij zagen hem van verre; en eer hij tot hen naderde, sloegen zij tegen hem een listigen raad, om hem te doden. |
Genesis 49:5 | Simeon en Levi zijn gebroeders! hun handelingen zijn werktuigen van geweld! |
2 Samuel 8:2 | Ook sloeg hij de Moabieten, en mat hen met een snoer, doende hen ter aarde nederliggen; en hij mat [met] twee snoeren om te doden, en [met] een vol snoer om in het leven te laten. Alzo werden de Moabieten David tot knechten, brengende geschenken. |
Job 21:27 | Ziet, ik weet ulieder gedachten, en de boze verdichtselen, [waarmede] gij tegen mij geweld doet. |
Ezechiel 22:26 | Haar priesters doen Mijn wet geweld aan, en zij ontheiligen Mijn heilige dingen; tussen het heilige en het onheilige maken zij geen onderscheid, en [het verschil] tussen het onreine en reine geven zij niet te kennen; daartoe verbergen zij hun ogen van Mijn sabbatten; ja, Ik word in het midden van hen ontheiligd. |
Sefanja 3:4 | Haar profeten zijn lichtvaardig, gans trouweloze mannen; haar priesters verontreinigen het heilige, zij doen der wet geweld aan. |