Rachab (Hebreeuws רָחָב H7343, Grieks Ῥαάβ G4460), persoon in de Bijbel, die onderdak bood aan de verspieders en om die reden als enige werd gered uit Jericho. Trouwde later met Salmon (Math. 1:5) en kreeg Boaz als zoon die met de Moabitische Ruth (Ruth 4:13) trouwde.
In Jozua 2:2-7 lezen wij dat Jozua twee spionnen in het geheim naar het gebied rondom Jericho stuurde. Zij moesten het gebied bekijken en vooral observeren hoe sterk de stad Jericho was. De spionnen belandden bij Rachab de hoer en nadat de koning had gehoord dat die nacht twee spionnen van Israël bij haar waren gekomen, gaf hij Rachab het bevel dat zij de twee spionnen moest uitleveren. Rachab, had ondertussen de twee spionnen verborgen en vertelde aan de boodschappers van de koning dat zij niet wist waar deze twee mannen vandaan kwamen en liet in het midden of deze spionnen alweer weg waren.
Om deze mannen te beschermen vertelde Rachab hier niet de waarheid, de vraag die wij ons kunnen stellen is: “Keurde God deze leugen goed”?
Gedurende mijn onderzoek zijn twee hoofdstellingen te lezen namelijk:
Rachab komt in het Oude Testament alleen voor in Jozua de hoofdstukken 2 en 6. Zij is de enige vrouw in de Bijbel met deze naam. In het Nieuwe Testament, wordt zij genoemd in Mat. 1:5 het geslachtsregister van Jezus, in Heb. 11:31 als een van de geloofshelden en Jacobus noemt haar in Jak. 2:25.
De naam Rachab heeft de betekenis: Ruim zijn, of wijd zijn (van Beek 1981:45).
In Joz. 2:1 wordt verteld dat Jozua twee verspieders het land Kanaän in stuurde om het land te verkennen. In Jericho gingen zij het huis van van een hoer binnen, wiens naam Rachab was.
Het woord wat hier voor hoer wordt gebruikt is zona, en betekent ‘hoer’. (Paul2006:OSB). Van Beek zegt over dit woord zona: "Rabbijnse commentatoren hebben het verband gezien met de stam zon, waarvan mazon, spijs, is afgeleid en meenden dat het beroep van Rachab in de eerste plaats die van herbergierster is geweest". Van Beek en Paul wijzen erop dat Flavius Josephus in zijn boek de Joodse Oudheden schrijft dat de verspieders hun intrek namen in een herberg (van Beek1981:46; Paul2006:OSB). Tevens wijzen beiden ook naar de codex Hammurabi. In deze codex staat geschreven:
"Wanneer verdachte personen zich ophouden in de zaak van een herbergierster en zij heeft nagelaten deze mannen vast te houden en aan het paleis over te geven, dan zal deze herbergierster gedood worden" (van Beek1981:46; Paul2006:OSB).
Echter uit de passage van Flavius Josephus wordt niet duidelijk of ze een herbergierster was: "Dat zij zich tegen de avond in een herberg, dicht bij de stadswal, waar zij reeds geweest waren, hadden begeven; dat toen zij na het avondmaal zich gereed maakten om te vertrekken, men de Koning aangediend had dat er mannen door de Hebreeën uitgezonden waren om de stad te bespieden, en dat ze bij Rachab ingegaan waren met het voornemen om zich heimelijk weg te maken." (F. Josephus, Historiën, v.i.180). We zien hier alleen dat nadat ze in een herberg waren gegaan, ze vervolgens bij Rachab naar binnen gaan en als twee aparte gebeurtenissen kan worden opgevat.
Rachab bevond zich in een niet benijdenswaardige situatie. Om de spionnen te redden moest Rachab liegen tegen de boodschappers van haar koning. In “Was Rahab’s lie a sin”, wordt aangegeven dat meerdere commentatoren aangeven dat in dit geval liegen een zonde van een lagere orde is om zo een grote zonde te voorkomen (Barnes 1995:1).
In de Bijbel zijn een aantal noodleugens bekend, om er een aantal te noemen: In Ex. 1:15-21 wordt beschreven dat de vroedvrouwen van de Hebreeuwse vrouwen een leugen vertelden om de pasgeboren baby's te redden. Een andere leugen wordt beschreven in 1 Sam. 19:14-17. Michal loog tweemaal tegen haar vader, koning Saul, om David en haarzelf te redden van de dood. Over een andere leugen kunnen wij lezen in 2 Sam. 17:17-21. Ahimaaz en Jonathan, twee mannen van David, worden door een onbekend gebleven vrouw beschermd voor de mannen van Absalom. Zij verstopte de mannen in een put en vertelde de mannen van Absalom een leugen, zodat zij niet gedood werden.
Een argument dat pleit dat God in principe de noodleugen niet goedkeurt kunnen wij lezen in Ex. 20:16 U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. Deze tekst wordt diverse keren bevestigt door de Bijbel heen, zoals in Ex. 23:1, Lev. 19:11 en in het Nieuwe Testament: Col.3:9 en Ef. 4:25.
In het boek “Oriëntatie in de Christelijke ethiek” wordt beschreven, met betrekking tot de noodleugen dat gehoorzaamheid aan God, in het negende gebod, boven alles gaat (Velema 1990:131). Velema geeft aan dat een noodleugen een botsing is van plichten. Naar mijn interpretatie is, wat Velema bedoeld, dat je beiden gehoorzaam moet zijn (Velema 1990:124).
In het geval van de noodleugen, zoals bijvoorbeeld die van Rachab, dan betekent dit volgens Velema, dat het 9de gebod van kracht blijft (Velema 1990:131). Velema schrijft hierover: Wie hier het gebod niet van kracht acht, ontslaat degene die het gebod in de relatie tot een ander misbruikt ook van schuld.---Het mes snijdt altijd aan twee kanten. Wij willen het gebod laten staan en de botsingen signaleren als gevolg van ongehoorzaamheid van een van de betrokken partijen. De gehoorzaamheid aan God gaat boven alles. Dat God deze gehoorzaamheid vraagt is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar (Velema 1990:131).
Deze visie klinkt absoluut en helder maar het lijkt in tegenstelling te zijn met wat de schrijvers van de Hebreeënbrief en de brief van Jakobus schrijven:
Hebr. 11:31 Door het geloof is Rachab, de hoer, niet omgekomen met de ongehoorzamen, omdat zij de verkenners met vrede had ontvangen.
Jak. 2:25 En is Rachab, de hoer, niet op dezelfde manier uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boden heeft ontvangen en langs een andere weg heeft laten weggaan?
Hoewel Velema o.a. Rachab noemt met betrekking tot de noodleugen, geeft hij geen antwoord op de vraag: "Hoe kan God juist iemand rechtvaardig verklaren terwijl deze tegen zijn wil is gegaan" (Velema1990:125).
De Studiebijbel geeft aan dat hoewel de leugen van Rachab in onze westerse zin een leugen zou zijn, maar naar oosterse opvatting dit niet het geval is, omdat mensenlevens op het spel staat. En daarom ook geen overtreding was van het 9de gebod (Paul 2006:OSB). In het verlengde verwijst de Studiebijbel naar het commentaar van Ex. 1:19. Deze schrijft hier over:
Over het uiten van een ‘noodleugen’ zoals die van Sifra en Pua en later in Israëls geschiedenis die van Rachab (Joz. 2:5; vgl. verder 2 Sam. 17:20) is in de loop van de kerkgeschiedenis heel verschillend gedacht. Sommigen hebben deze handelwijze afgewezen met een beroep op het negende gebod. We lezen echter dat God de vrouwen juist zegent voor hun handelwijze: Hij doet hun wel (vs. 20). Ook Rachab wordt later geprezen voor haar handelwijze (Joz. 6:25; Heb. 11:31; Jak. 2:25). In ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ stellen zij Gods norm boven die van de overheid. De geboden van God zijn bedoeld tot welzijn van de mens en het volk. Wanneer mensenlevens op het spel staan, is het naar oosterse opvatting geen ‘vals getuigenis’ om die te redden uit de hand van de farao, terwijl een gewone leugen door de Schrift nadrukkelijk wordt afgewezen (bv. Ps. 5:7; Ef. 4:25) (Paul 2006:OSB).
Deze visie maakt een verschil tussen burgerlijke ongehoorzaamheid en gehoorzaamheid aan God. Petrus geeft in Handelingen 5:29 aan dat wij God meer gehoorzaam moeten zijn dan aan mensen. In dit geval gaat het om Gods norm.
Barnes geeft nog aan dat hij het opvallend vindt dat nergens in de Bijbel Rachab’s leugen bekritiseerd wordt. Rachab’s verplichting ging uit naar de God van de Bijbel en naar Zijn volk. En mede daarom is zijn conclusie dat Rachab’s leugen geen zonde was in de ogen van God (Barnes1990:15).
In beide gevallen staat de genade van God bovenaan. Rachab is gered, door de genade van God. Niet door eigen werken, maar door haar geloof in de Almachtige God.
De visie “God keurde de noodleugen van Rachab af” geeft mij geen antwoorden met betrekking tot de teksten in Heb. 11:31 en Jak. 2:25.
Mede het feit dat beide schrijvers Rachab eren om haar daad, dat zij de spionnen heeft laten vluchten. Dat in geen Bijbelpassage de leugen van Rachab wordt veroordeeld en dat in Ex. 1:19 God de vroedvrouwen zegende om hun levensreddende leugen is mijn conclusie dat God de leugen van Rachab goedkeurde.
Literatuurlijst:
Dit artikel is met toestemming overgenomen van George Kayadoe.