De Priesterdienst in de Tempel (Hebreeuws מִשְׁמֶרֶת H4931, Grieks ἐφημερία G2183) is de regeling dat priesters bij toerbeurt dienst doen in de tempel.
De ontwikkeling van de priesterdienst verliep in verschillende fasen. Tijdens de Uittocht lezen we dat in eerste instantie Aäron en zijn zonen werden uitverkoren tot priesters (Ex. 28:1ev.; Lev. 8:2ev.). Echter reeds voor hen waren er priesters (Ex. 19:22-23), het grote verschil is dat het nu een ambt wordt waarbij de nakomelingen van Aäron priesters zullen zijn en de Levieten werden afgezonderd om te helpen in de tempel. Dat dit in de eeuwen daarna niet goed geregeld was blijkt uit het feit dat toen de tabernakel te Silo was Eli samen met zijn zoons als de priesters van de tabernakel werd genoemd (1 Sam. 1:3; 2:11ev.).
Pas ten tijde van koning David lezen we dat hij de ongeveer 7700 priesters ten behoeve van de tempeldienst verdeelde in 24 afdelingen, waarvan de leden afstamden van 24 familiehoofden (cf. 1 Kron. 24:1-20). Op basis van de diverse taken van de Levieten die per toerbeurt bij de tabernakel/tempel dienden (1 Kron. 9:25) wil men afleiden dat ook deze priesters in toerbeurten dienden. Op basis van dezelfde tekst kan men dan afleiden dat ze 14 dagen dienden, maar om de week gedeeltelijk werden afgewisseld (1 Kron. 9:25). Verder wordt nergens gesteld wanneer deze priesterdienst begon, ie. we kunnen nergens afleiden of deze aan het begin van het jaar werd ingesteld of dat het gewoon begon toen de priesterdienst werd ingesteld.
Dat deze priesterdienst niet continue was blijkt uit het feit dat hogepriester Jojada deze opnieuw instelt (2 Kron. 23:1ev.) aan het einde van de regering van koningin Athalia. Ook aan het einde van de ballingschap zien we dat de priesterdienst opnieuw wordt ingesteld (Ezra 6:18), waarbij we weten dat deze aanving tijdens het Pesach (Ezra 6:19). Vermeld wordt dat deze diensten werden ingesteld "overeenkomstig het voorschrift in het boek van Mozes" (Ezra 6:18; cf. Num. 3:6, 32; 8:11), mogelijk volgens de indeling zoals koning David dit had ingesteld (1 Kron. 24:1-20) maar dit wordt niet expliciet vermeld.
In het Nieuwe Testament zien we dat het aantal priesters dermate is gegroeid dat het de gewoonte was geworden om via loting hen in te delen (Luk. 1:9).
In de Dode Zee rollen komen we diverse kalenders tegen waarin de priesterdiensten zijn opgenomen.Om die reden worden deze kalenders ook wel mishmarot "dienstverrichtingen" (מִשְׁמֶרֶת H4931) genoemd. Ook bij de Jemenitische Joden zijn dit soort lijsten gevonden (zie daar voor een uitgewerkt voorbeeld). Wat als eerste opvalt is dat bij een aantal (1QM II.1-2) een verdeling van 26 priesterafdelingen worden genoemd die tweemaal per jaar dienst deden. Andere rollen (4Q319-330 en 4Q337) hanteren de 24 afdelingen die in 1 Kron. 24:7-18 genoemd worden, met dit verschil dat de afdeling van Jojarib aan het begin van de lijst is vervangen door die van Gamul.
Verder is het jaar, van deze laatste rollen, afwijkend van de maankalender (354 dagen) en bestaan uit twaalf maanden van 30 dagen (naast nog 4 extra dagen ter afsluiting van de seizoenen). Daar deze kalenders 52 weken omvatten en 24 afdelingen worden genoemd die elkaar week na week afwisselen, zijn er zes jaren nodig om de gehele cyclus te doorlopen en weer aan het begin te komen. Dat deze kalenders niet perfect waren en niet synchroon met het zonnejaar blijkt dat ze delen wijden aan de synchronisatie tussen de priesterdiensten, maankalender van 354 dagen en de zonnekalender van 364 dagen. We zien dat eens in de drie jaar aan het eind een schrikkelmaand (Adar II) wordt ingelast in de maankalender (364x3=354x3+30).
Verder dient vermeld te worden dat het zonnejaar niet uit 364 dagen bestaat, maar uit 365,2425 dagen en dat hierdoor in de loop der tijd de seizoenen verschoven in de kalender. Of hiervoor extra schrikkeldagen, -weken of -maanden werden ingelast wordt niet in de rollen gewag van gemaakt, dit houdt in dat 1) deze indeling of nog niet al te lang functioneerde, of 2) dat er inderdaad (niet vermelde) correcties zijn uitgevoerd om te zorgen dat de hoogtijdagen in het juiste seizoen bleven en dat deze correcties zeker van invloed op de hierboven behandelde cyclus waren.
Ook is het goed te beseffen dat deze priesterdiensten mogelijk niet gelijk waren aan de priesterdiensten te Jeruzalem.
De afgelopen twee eeuwen hebben veel onderzoekers getracht op basis van Zacharia's tempel bediening de datum van Jezus geboorte te berekenen (Friedlieb, Leben J. Christi des Erlösers, Münster, 1887, p. 312). Men gaat er dan van uit dat de vierentwintig afdelingen van de joodse priesters, elk een week in de tempel dienden en de Bijbelse vermelding dat Zacharia behoorde tot de achtste afdeling, Abia (Luk. 1:5).
Er zijn een tweetal rekenmethoden die worden gehanteerd.
Sivan | mei/juni | Priesterdienst Zacharia (Luk. 1:9) |
Kislev | nov./dec. | Maria bezoekt Elisabeth in haar 6de maand (Luk. 1:36) |
Adar | feb./maart | Bevalling Elisabeth |
Elul | aug./sept. | Bevalling Maria |
Tishri | sept./okt. | Priesterdienst Zacharia (Luk. 1:9) |
Nisan | maart/april | Maria bezoekt Elisabeth in haar 6de maand (Luk. 1:36) |
Tammuz | juni/juli | Bevalling Elisabeth |
Tebet | dec./jan. | Bevalling Maria, wat overeenkomt met eind december |
Naast de specifieke problemen rondom deze theorieën, zijn er ook een aantal algemene problemen te benoemen. Als eerste waren er in de Joodse maankalender schrikkeljaren en werd regelmatig de maand Adar sjeni toegevoegd, met als reden om de maankalender weer overeen te laten komen met het zonnejaar, want volgens een maankalender verloopt ongeveer 10 dagen met het zonnejaar wat inhoudt dat zonder correctie de feestdagen in een paar jaar naar een ander jaargetijde verschuiven. Deze schrikkelmaanden hadden effect op de priesterdiensten en in de hierboven behandelde mishmarot bleek dat deze diensten gewoon werden voortgezet en gemiddeld eens in de zes jaar de cyclus weer op dezelfde maand werd herstart.
Een ander probleem is dat er zowel priestercycli van 24 als 26 afdelingen bekend zijn, waardoor niet direct te zeggen is welke in de tempel werd gebruikt, met als gevolg dat het niet mogelijk is om te stellen wanneer Zacharia dienst deed.
Verder is in enkele van deze theorieën de aanname dat de regeling van de priesterdienst onafgebroken verlopen moet zijn. In het Oude Testament wordt al minstens tweemaal genoemd dat dit is gebeurd en ook in de inter-testamentaire periode zal dit zeker zijn gebeurd. Het is door deze grote onzekerheden dat het onmogelijk is om te bepalen wanneer de afdeling Abia zijn priesterdienst deed.
Wil men de geboortedatum van Jezus berekenen, dan is dit niet mogelijk op basis van de priesterdiensten.
Aangemaakt op 20 april 2017, laatst gewijzigd op 11 december 2020