Een vluchteling (Hebreeuws נָדַח H5080) is iemand die zijn woongebied is ontvlucht uit vrees voor geweld of zijn leven. De meeste vluchtelingen komen uit gebieden met oorlog of dreiging daartoe, of uit staten waar grove schendingen van de mensenrechten plaatsvinden. Men spreekt over ontheemden als de vluchtelingen binnen de eigen landsgrenzen verblijven.
In de Bijbel zien we verschillende redenen waarom men op de vlucht ging. Zo kunnen we onderscheid maken in diverse type vluchtelingen:
→ Christenvervolging, Jodenvervolging
In de Mozaïsche wetgeving lezen we "Gij zult ook den vreemdeling geen overlast doen, noch hem onderdrukken; want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland" (Ex. 22:21) en dat ze dezelfde rechten hebben (Lev. 24:22). Derhalve behoorden ze een rechtvaardige behandeling te krijgen (Deut. 1:16-17; 24:17; 27:19). Terwijl in het Nieuwe Testament we het verwijt lezen "Ik was een vreemdeling; en gij hebt Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; krank, en in de gevangenis, en gij hebt Mij niet bezocht" (Mat. 25:43). Petrus schrijft "Zijt herbergzaam jegens elkander" (1 Petr. 4:9), waarbij in het Grieks voor "herbergzaam" φιλόξενος G5382 wordt gebruikt en letterlijk "liefde voor vreemdeling" betekent.
Hoewel de vluchteling dezelfde rechten had, hield dit niet in dat deze dezelfde plichten had. Zo mocht hij niet het Pesach vieren (Ex. 12:43) tenzij hij zich eerst liet besnijden (Ex. 12:48).
Niet iedere vluchteling hoefde opgenomen te worden, met name die uit (vroegere) vijandige volken mochten niet in het land komen (Deut. 23:33) omdat hun afgoden tot een valstrik zullen zijn (Richt. 2:3).
Aangemaakt 28 maart 2018, laatst bijgewerkt 28 augustus 2022