Een tovenaar, soms ook magiër genoemd, is iemand die tovenarij gebruikt: iemand die beweert te beschikken over bovennatuurlijke krachten, en deze ook kan beheersen. Soms wordt er ook geestenbezweerder of heks mee bedoeld. De vrouwelijke vorm is tovenares of toveres.
Volgens de Mozaïsche wetgeving mocht men een tovenaar of tovenares niet laten leven (Ex. 22:18; Lev. 20:27; Deut. 18:11). Dit komt overeen met de Codex Hammurabi waarin staat dat deze in het water gegooid moeten worden (Codex Hammurabi, 2).
In het Nieuwe Testament worden magiërs genoemd die Jezus bezochten om hem eer te bewijzen.
Het Hebreeuws יִדְּעֹנִי H3049, van יָדַע H3045 in de betekenis van "hij/zij die weet".
Een magiër μάγος magos G3097 heeft de betekenis van Babylonische, Medische en Perzische wijzen, leraars, priesters en tovenaars. We kunnen ze vergelijken met een (Latijnse) magister, nl. iemand met een hoge academische graad. Deze magiërs waren dezelfde soort geleerden (רב מג H7248, de Rab Mag) die Nebukadnezar te hulp riep, bij zijn dromen en waar hij, nadat ze hadden gefaald bij de uitlegging, Daniël de leiding over gaf (Dan. 2:48). Het is dan ook onterecht om ze altijd op één lijn te stellen met tovenaars.