David, de tweede koning van Israël.
David was de jongste zoon van Isaï, zijn broers waren Eliab, Abinadab, Simea, Nethaneel, Raddai en Ozem, terwijl bekend is dat hij minimaal twee zusters had, Zeruja en Abigail. Uit het geslachtsregister in Ruth blijkt dat zijn grootvader Obed was, de zoon van Boaz en Ruth (Ruth 4:21-22), terwijl uit het geslachtsregister in Mattheüs blijkt dat Rachab weer de moeder was van Boaz (Math. 1:5).
Sommige Joodse commentatoren willen op basis van Ps. 69:9 het woord זוּר "vreemdeling" van de stam מַמְזֵר H04464 "bastaard" afleiden en stellen daarmee dat David een bastaard was (Yalkut HaMachiri, Sefer HaTodaah (Sivan en Shavuot)).
Als de profeet Samuël van God de opdracht heeft gekregen om een andere koning te zoeken als opvolger van Saul, komt hij bij het huis van Isaï (1 Sam. 16), deze laat eerst al zijn grote zonen zien en als geen van deze de koningskandidaat is, komt op aandringen van Samuël uiteindelijk ook David, die op dat moment de schapen aan het hoeden was. Hieruit mogen we voorzichtig opmerken dat David een nakomertje was omdat 1) hij in de ogen van Isaï blijkbaar (nog) niet geschikt was, en 2) hij, zoals meestal de kinderen deden, voor het kleinvee moest zorgen (zie ook Hooglied waar het meisje de wijngaard moest hoeden en de jongen ook voor het kleinvee zorgde).
Als David bij Samuël is gebracht wordt hij gezalfd. Ook krijgen we dan een aantal lichamelijke kenmerken van hem, hij had rood haar, zijn ogen waren schoon (waarmee wordt bedoeld dat die donker waren) en ook zijn uiterlijk was mooi (1 Sam. 16:12). Daarnaast blijkt dat hij een goed muzikant was, daar hij een paar jaar later in dienst treed bij koning Saul als wapenknecht (vs. 18). Ook sluit hij dan vriendschap met Jonathan, de zoon van Saul (1 Sam. 18:1, 3; 20:17)).
Op dertigjarige leeftijd wordt hij koning (2 Sam. 5:4) en regeerde 40 jaar.
Hij is op zeventig jarige leeftijd overleden (2 Sam. 5:4).
Vrouwen van David:
Er zijn enkele inscripties gevonden met daarop de naam van David. De meest bekende is de Tel Dan-stele welke in 1993–1994 is gevonden en waarop "huis van David" is geschreven (op de afbeelding in rood weergegeven). De stele stamt uit de 9de eeuw v.C.
Volgens de Britse Egyptoloog Kenneth A. Kitchen is er een (mogelijke) vermelding van de plaatsnaam "hoogte van Davit" op een reliëf van farao Shoshenq (in de Bijbel Sisak genoemd), waarbij in het Egyptisch de "d" aan het eind wordt geschreven als een "t" (Kenneth A. Kitchen, The Historical Reliability of the Old Testament; Steven L. McKenzie, "King David: A Biography (excerpt)" in The New York Times. 2000).
Nieuw onderzoek van de Mesha-stele in 2019 leidde tot een herinterpretatie van enkele tekens. Volgens André Lemaire en later bevestigt door Michael Langlois blijkt er een vermelding te zijn van een Beth Daw[i]d, het Huis van David, dat een gebied beheerste dat Mesha van Moab heroverde (Michael Langlois, "The Kings, the City and the House of David on the Mesha Stele in Light of New Imaging Techniques" in Semitica 61, 2019, p. 23-47; Times of Israel, 3 mei 2019).
Aangemaakt 19 februari 2005