- - , Algemeen, 03.01.07, Frontaal Naakt, Richard Kroes, Godslastering
Misschien wel het beruchtste verhaal uit de bijbel is de verwoesting van de steden Sodom en Gomorra. Het staat in hoofdstuk 19 van het eerste bijbelboek, Genesis. Het is berucht vanwege de veronderstelde homoseksualiteit van de inwoners van Sodom en de veroordeling daarvan die er eeuwenlang in is gelezen. Maar dat beide steden verwoest worden omdat de inwoners homo waren, stáát er eenvoudigweg niet. De reden doet er ook niet toe want het verhaal zou berucht moeten zijn om een heel andere reden, één die in de loop der eeuwen behoorlijk ondergesneeuwd is.
In Gen 13:13 staat dat de inwoners van Sodom 'veel kwaad bedreven en zondigden'. Iedere nadere specificatie ontbreekt. De reden waarom God Sodom en Gomorra verwoest, is dus helemaal niet duidelijk.
In hoofdstuk 19 wordt wel verteld hoe twee boodschappers van God hun intrek nemen bij Lot in Sodom en dan belaagd worden door een groep mensen die hen willen verkrachten. Lot smeekt hen dat niet te doen en biedt in zijn wanhoop zijn eigen dochters aan. De meute gaat niet in op het voorstel en bestormt het huis. Het zou slecht afgelopen zijn als de boodschappers niet over speciale gaven beschikten en op het laatste nippertje de belagers 'met blindheid slaan', zo kunnen ze de deur niet vinden.
Dit incident doet zich voor op het moment dat God al besloten heeft om Sodom te verwoesten, dus het kan nooit de reden geweest zijn. Maar als het ook maar een beetje representatief is voor hoe het er in Sodom aan toe ging, hebben we te maken met een samenleving waar volslagen rechteloosheid heerst. Waar de macht van het gepeupel zó groot is dat gewone mensen zichzelf en hun gasten alleen nog maar in bescherming kunnen nemen door de meest verachtelijke dingen te doen, zoals je eigen dochters uitleveren aan verkrachters. Sodom is de 'moeder van alle abnormale samenlevingen', alles is er ontwricht. Die onvoorstelbare slechtheid is het punt, niet het precieze 'hoezo en waarom dan'. Dat is alleen interessant voor juristen.
De verwoesting van Sodom en Gomorra heeft een kort voorspel, waar het wél om gaat. In hoofdstuk 18 praat God met Lots broer Abraham, ergens aan de rand van het dal waarin Sodom ligt. God vertrouwt Abraham toe: 'Luid stijgt de roep om wraak uit Sodom en Gomorra op! Ik ga naar beneden om te zien, of hun daden werkelijk overeenstemmen met de roep die tot Mij is doorgedrongen; Ik wil het weten.' Het moet wel héél erg zijn wil zelfs God Zijn eigen oren niet geloven. Hij zegt nergens dat hij Sodom wil verwoesten, maar Abraham heeft het onmiddellijk door.
En Abraham trad toe en zeide: Zult Gij ook den rechtvaardige met den goddelooze ombrengen? Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad: zult Gij ze ook ombrengen, en de plaats niet sparen om de vijftig rechtvaardigen, die binnen haar zijn? Het zij verre van U zulk een ding te doen, te dooden den rechtvaardige met den goddelooze, dat de rechtvaardige zij gelijk de goddelooze: verre zij het van U! Zou de Rechter der gansche aarde geen recht doen? (Gen 18: 23-25)
Het lijkt een beleefde en voorzichtige vraag van Abraham, maar twee keer voegt hij God toe: 'Het zij verre van U!'.
Het Hebreeuws kent geen aanvoegende wijs: 'het zij verre van U', noch een beleefdheidsvorm zoals 'U'. Dat is een keuze geweest van de Statenvertalers. Daardoor lijkt de opmerking een soort wens, 'het kan toch niet zo zijn dat...'. Ook in andere vertalingen staat de verbazing op de voorgrond, zoals in de Willibrordvertaling: 'dat kunt Ge toch niet doen!' Alleen het uitroepteken verraadt nog wat er in het Hebreeuws staat: chalila le-cha! Abraham gebruikt die uitdrukking twee keer. De eerste keer zegt hij: chalila le-cha me-assot, de tweede keer alleen maar chalila le-cha. Le-cha is 'van Jou'. Me-assot betekent 'om te doen'. Maar de betekenis van chalila is een stuk lastiger te bepalen. Traditioneel wordt het vertaald met 'ver verwijderd' en chalila le-cha zou dan zoiets betekenen als 'ver verwijderd van Jou'.
Zo'n constructie mist een persoonsvorm. In het Hebreeuws is dat heel normaal, de lezer vult hem zelf in, maar in het Nederlands is zo'n zin niet compleet en wordt de persoonsvorm door de vertaler toegevoegd: 'het is ver verwijderd van Jou om te doen' of 'zoiets is ver verwijderd van Jou om te doen'. Het is ook mogelijk om aan te vullen: 'het zij verre van Jou om zoiets te doen'.
Een vertaler kan niet anders dan een keuze maken in de verschillende manieren om iets uit het Hebreeuws in het Nederlands uit te drukken. Ook de meest neutrale keuze is een interpretatie, want soms is de te vertalen tekst niet neutraal bedoeld. Woordenboek en grammatica bieden vertaalkeuzes genoeg maar geen informatie die de vertaler kan helpen beslissen. Hoe kom je daar achter?
Er bestaan ook uitgebreidere woordenboeken, die aangeven waar een woord nog meer voorkomt in de bijbel. Met behulp van de extra context die je zo voor een woord krijgt, kun je vaak nauwkeuriger bepalen wat de precieze betekenis is.
Chalila komt 21 keer in de bijbel voor, waarvan twee keer in onze passage. De andere 19 keer staan in 18 verzen*. Daarin wordt zonder uitzondering een dure eed gezworen over niet onbelangrijke dingen: trouw aan God, aan vrienden, aan het erfdeel van je familie of aan de waarheid, het sparen van het leven van mensen, hulp aan vluchtelingen, de nadrukkelijke ontkenning van diefstal.
In 1Kron 11:17 maakt koning David een onbezonnen grap tegen zijn soldaten, die Betlehem aan het belegeren zijn: 'Wie geeft mij water te drinken uit den put van Betlehem, den put in de poort?' Een aantal soldaten vecht zich een weg naar de bron. Bij die actie zijn ongetwijfeld doden en gewonden gevallen. In vers 19 weigert David de hem aangeboden kom water: 'Dat late God verre van mij zijn van zulks te doen! Zoude ik het bloed dezer mannen drinken?'
Het woord chalila hoort in eden en bezweringen thuis, het is een krachtterm, bedoeld om de eed extra nadruk en gewicht te geven. Abraham voegt God dus niet zomaar een constatering of wens toe. Hij zweert, met een krachtterm.
We kunnen ook ongeveer schatten hoe zwaar die krachtterm was. Chalila is namelijk afgeleid van het werkwoord chalal dat 'zich verontreinigen', 'vervuild zijn' betekent. Het komt 69 keer in de bijbel voor als je de ene afleiding van chalal die 'prostitueren' betekent, meetelt. Van die 69 keer wordt het 36 keer gebruikt om een rituele vervuiling of ontheiliging te beschrijven: ontheiliging van de sabbat, van een altaar of heiligdom, van Gods naam. Ook voor het seksueel 'onteren' wordt chalal gebruikt. Op een aantal plekken wordt chalal eveneens gebruikt om het breken van een eed te beschrijven. Chalal heeft dus duidelijke connotaties met 'oneer', 'smet' en 'vuil'. We kunnen de passage dan ook heel anders vrij vertalen, rekening houdend met de toon die Abraham kiest om God te bewerken:
En Abraham liep op Hem af en zei: doodt Je dan ook de goede mensen met de slechte? Misschien zijn er vijftig goede mensen in de stad! Breng Je die ook om? Je spaart de plaats niet? Ondanks vijftig goede mensen die er wonen? Zoiets walgelijks doe Je niet! De goede met de slechte ombrengen, alsof de goede mensen even weinig waard zijn als de slechte, ben Je besodemieterd! De Rechter van de hele aarde? Eén die géén recht spreekt? (Gen 18: 23-25)
Abrahams eerste klap is meer dan een daalder waard. Zie daar als God maar eens een consistent antwoord op te geven. Vanaf nu rolt Abraham in het gesprek dan ook dwars over God heen. Het totale gebrek aan weerwoord van Diens kant is na te lezen in vers 26-33.
Hoofdstuk 19 beschrijft de afwikkeling van het verhaal: er blijken nog geen tien rechtvaardigen in Sodom te vinden. De paar die er nog wel zijn Lot en zijn familie kunnen vluchten. Alleen de vrouw van Lot doet iets onverstandigs: ze kijkt achterom, terwijl de boodschappers daar nog zo voor gewaarschuwd hadden. Ze verandert meteen in een zoutpilaar. Die zoutpilaar duidt op de oorsprong van het hele verhaal. Een mogelijk echt gebeurde natuurramp, omgewerkt tot een mythische gebeurtenis als verklaring voor de levenloosheid van de Dode Zee. Een verhaal dat waarschijnlijk algemeen bekend was, maar pas tot een echt bijbelverhaal is gemaakt in het hoofdstuk daarvóór.
Als God Abraham van zijn verschrikkelijke voornemen op de hoogte stelt, begint Abraham de vader van alle gelovigen met het niet te geloven. Abraham is geen ja-knikker, geen kruiperige gelovige. Hij onderwerpt zich niet zomaar aan alles wat God tegen hem zegt, maar gaat er hard tegen in. Hij wijst God op Zijn verantwoordelijkheid met een term die gerust 'godslasterlijk' mag worden genoemd. In tijden waarin het strafbaar stellen van 'smadelijke godslastering' weer van zich laat spreken, kan het misschien geen kwaad er toch nog eens de bijbel op na te slaan...
* Voor wie ze allemaal na wil lezen: Gen 44:7, Gen 44:17, Jos 22:29, Jos 24:16, 1Sam 2:30, 1Sam 12:23, 1Sam 14:45, 1Sam 20:2, 1Sam 20:9, 1Sam 22:15, 1Sam 24:7, 1Sam 26:10-11, 2Sam 20:20, 2Sam 23:17, 1Kon 21:3, 1Kron 11:19, Job 27:5, Job 34:10.