G191 ἀκούω
horen, luisteren, opletten, begrijpen

Bijbelteksten

Mattheus 17:6En de discipelen, [dit] horende, vielen op hun aangezicht, en werden zeer bevreesd.
Mattheus 18:15Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen.
Mattheus 18:16Maar indien hij [u] niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in de mond van twee of drie getuigen alle woord besta.
Mattheus 19:22Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen.
Mattheus 19:25Zijn discipelen nu, [dit] horende, werden zeer verslagen, zeggende: Wie kan dan zalig worden?
Mattheus 20:24En als de [andere] tien [dat] hoorden, namen zij het zeer kwalijk van de twee broeders.
Mattheus 20:30En ziet, twee blinden, zittende aan den weg, als zij hoorden, dat Jezus voorbijging, riepen, zeggende: Heere, Gij Zone Davids! ontferm U onzer.
Mattheus 21:16En zeiden tot Hem: Hoort Gij [wel], wat dezen zeggen? En Jezus zeide tot hen: Ja; hebt gij nooit gelezen: Uit de mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij [U] lof toebereid?
Mattheus 21:33Hoort een andere gelijkenis. Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en zette een tuin daarom, en groef een wijnpersbak daarin, en bouwde een toren, en verhuurde dien den landlieden, en reisde buiten ['s lands].
Mattheus 21:45En als de overpriesters en Farizeen deze Zijn gelijkenissen hoorden, verstonden zij, dat Hij van hen sprak.
Mattheus 22:7Als nu de koning [dat] hoorde, werd hij toornig, en zijn krijgsheiren zendende, heeft die doodslagers vernield, en hun stad in brand gestoken.
Mattheus 22:22En zij, dit horende, verwonderden zich, en Hem verlatende, zijn zij weggegaan.
Mattheus 22:33En de scharen, [dit] horende, werden verslagen over Zijn leer.
Mattheus 22:34En de Farizeen, gehoord hebbende, dat Hij de Sadduceen den mond gestopt had, zijn te zamen bijeenvergaderd.
Mattheus 24:6En gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al [die] dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet.
Mattheus 26:65Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: Hij heeft [God] gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn [gods]lastering gehoord.
Mattheus 27:13Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoevele [zaken] zij tegen U getuigen?
Mattheus 27:47En sommigen van die daar stonden, [zulks] horende, zeiden: Deze roept Elias.
Mattheus 28:14En indien zulks komt gehoord te worden van den stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen, en maken, dat gij zonder zorg zijt.
Markus 2:1En na [sommige] dagen is Hij wederom binnen Kapernaum gekomen; en het werd gehoord, dat Hij in huis was.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel