G1438 ἑαυτοῦ
hemzelf, haarzelf, hetzelve, henzelf
Romeinen 16:4 | Die voor mijn leven hun hals gesteld hebben; denwelken niet alleen ik danke, maar ook al de Gemeenten der heidenen. |
Romeinen 16:18 | Want dezulken dienen onzen Heere Jezus Christus niet, maar hun buik; en verleiden door schoonspreken en prijzen de harten der eenvoudigen. |
1 Corinthiers 3:18 | Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. |
1 Corinthiers 6:7 | Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade? |
1 Corinthiers 6:19 | Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van den Heiligen Geest, Die in u is, Dien gij van God hebt, en [dat] gij uws zelfs niet zijt? |
1 Corinthiers 7:2 | Maar om der hoererijen wil zal een iegelijk [man] zijn eigen vrouw hebben, en een iegelijke [vrouw] zal haar eigen man hebben. |
1 Corinthiers 7:37 | Doch die vast staat in [zijn] hart, geen noodzaak hebbende, maar macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn hart besloten heeft, dat hij zijn maagd zal bewaren, die doet wel. |
1 Corinthiers 10:24 | Niemand zoeke dat zijns zelfs is; maar een iegelijk [zoeke] dat des anderen is. |
1 Corinthiers 10:29 | Doch ik zeg, [om] het geweten, niet van uzelven, maar des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten? |
1 Corinthiers 11:5 | Maar een iegelijke vrouw, die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde, alsof [haar] het haar afgesneden ware. |
1 Corinthiers 11:28 | Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood, en drinke van den drinkbeker. |
1 Corinthiers 11:29 | Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren. |
1 Corinthiers 11:31 | Want indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. |
1 Corinthiers 13:5 | Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad; |
1 Corinthiers 14:4 | Die een [vreemde] taal spreekt, die sticht zichzelven; maar die profeteert die sticht de Gemeente. |
1 Corinthiers 14:28 | Maar indien er geen uitlegger is, dat hij zwijge in de Gemeente; doch dat hij tot zichzelven spreke, en tot God. |
1 Corinthiers 16:2 | Op elken eersten [dag] der week, leggen een iegelijk van u [iets] bij zichzelven weg, vergaderende een schat, naar dat hij welvaren verkregen heeft; opdat de verzamelingen alsdan niet [eerst] geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn. |
1 Corinthiers 16:15 | En ik bid u, broeders, gij kent het huis van Stefanas, dat het is de eersteling van Achaje, en [dat] zij zichzelven den heiligen ten dienst hebben geschikt; |
2 Corinthiers 1:9 | Ja, wij hadden al zelven in onszelven het vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt; |
2 Corinthiers 3:1 | Beginnen wij onszelven wederom [u] aan te prijzen? Of behoeven wij ook, gelijk sommigen, brieven van voorschrijving aan u, of [brieven] van voorschrijving van u? |