G1520 εἷς
een

Bijbelteksten

Romeinen 5:19Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien enen mens velen [tot] zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Enen velen [tot] rechtvaardigen gesteld worden.
Romeinen 9:10En niet alleenlijk [deze], maar ook Rebekka [is daarvan een bewijs], als zij uit een bevrucht was, [namelijk] Izaak, onzen Vader.
Romeinen 12:4Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben;
Romeinen 12:5Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden.
Romeinen 15:6Opdat gij eendrachtelijk, met een mond, moogt verheerlijken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus.
1 Corinthiers 3:8En die plant, en die nat maakt, zijn een; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid.
1 Corinthiers 4:6En deze dingen, broeders, heb ik op mijzelven en Apollos bij gelijkenis toegepast, om uwentwil; opdat gij aan ons zoudt leren, niet te gevoelen boven hetgeen geschreven is, dat gij niet, de een om eens anders wil, opgeblazen wordt tegen den ander.
1 Corinthiers 6:5Ik zeg u [dit] tot schaamte. Is er [dan] alzo onder u geen, die wijs is, ook niet een, die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders?
1 Corinthiers 6:16Of weet gij niet, dat die de hoer aanhangt, een lichaam [met haar] is? Want die twee, zegt Hij, zullen tot een vlees wezen.
1 Corinthiers 6:17Maar die den Heere aanhangt, is een geest [met Hem].
1 Corinthiers 8:4Aangaande dan het eten der dingen, die den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat een afgod niets is in de wereld, en dat er geen ander God is dan een.
1 Corinthiers 8:6Nochtans hebben wij [maar] een God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem; en [maar] een Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn, en wij door Hem.
1 Corinthiers 9:24Weet gijlieden niet, dat die in de loopbaan lopen, allen wel lopen, maar [dat] een den prijs ontvangt? Loopt alzo, dat gij [dien] moogt verkrijgen.
1 Corinthiers 10:8En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op een dag drie en twintig duizend.
1 Corinthiers 10:17Want een brood [is het, zo] zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig zijn.
1 Corinthiers 11:5Maar een iegelijke vrouw, die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde, alsof [haar] het haar afgesneden ware.
1 Corinthiers 12:11Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil.
1 Corinthiers 12:12Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, [maar] een lichaam zijn, alzo ook Christus.
1 Corinthiers 12:13Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt.
1 Corinthiers 12:14Want ook het lichaam is niet een lid, maar vele [leden].

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs