Handelingen 21:6 | En als wij elkander gegroet hadden, gingen wij in het schip; maar zijlieden keerden wederom, [elk] naar het zijne. |
Handelingen 22:11 | En als ik vanwege de heerlijkheid deszelven lichts niet zag, zo werd ik bij de hand geleid van degenen, die met mij waren, en kwam te Damaskus. |
Handelingen 28:7 | En hier, omtrent dezelfde plaats, had de voornaamste van het eiland, met name Publius, [zijn] landhoeven, die ons ontving, en drie dagen vriendelijk herbergde. |
Romeinen 6:21 | Wat vrucht dan hadt gij toen van die dingen, waarover gij u nu schaamt? Want het einde derzelve is de dood. |
Romeinen 11:23 | Maar ook zij, indien zij in het ongeloof niet blijven, zullen ingeent worden; want God is machtig om dezelve weder in te enten. |
Romeinen 14:14 | Ik weet en ben verzekerd in den Heere Jezus, dat geen ding onrein is in zichzelven; dan die acht iets onrein te zijn, die is het onrein. |
Romeinen 14:15 | Maar indien uw broeder om der spijze wil bedroefd wordt, zo wandelt gij niet meer naar liefde. Verderf dien niet met uw spijze, voor welken Christus gestorven is. |
1 Corinthiers 9:25 | En een iegelijk, die [om prijs] strijdt, onthoudt zich in alles. Dezen dan [doen] wel [dit], opdat zij een verderfelijke kroon zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke. |
1 Corinthiers 10:11 | En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. |
1 Corinthiers 10:28 | Maar zo iemand tot ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet [het] niet, om desgenen wil, die [u dat] te kennen gegeven heeft, en [om] des gewetens wil. Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve. |
1 Corinthiers 15:11 | Hetzij dan ik, hetzij zijlieden, alzo prediken wij, en alzo hebt gij geloofd. |
2 Corinthiers 7:8 | Want hoewel ik u in den zendbrief bedroefd heb, het berouwt mij niet, hoewel het mij berouwd heeft; want ik zie, dat dezelve zendbrief, hoewel voor een kleinen tijd, u bedroefd heeft. |
2 Corinthiers 8:9 | Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. |
2 Corinthiers 8:13 | Want [dit zeg ik] niet, opdat anderen zouden verlichting hebben, en gij verdrukking; |
2 Corinthiers 8:14 | Maar [opdat] uit gelijkheid, in dezen tegenwoordigen tijd, uw overvloed [zij] om hun gebrek [te vervullen]; opdat ook hun overvloed zij om uw gebrek [te vervullen], opdat er gelijkheid worde. |
2 Corinthiers 10:18 | Want niet die zichzelven prijst, maar dien de Heere prijst, die is beproefd. |
Efeziers 2:12 | Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israels, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld. |
2 Thessalonicensen 1:10 | Wanneer Hij zal gekomen zijn, om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen, die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag. |
2 Timotheus 1:12 | Om welke oorzaak ik ook deze dingen lijde, maar word niet beschaamd; want ik weet, Wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is, mijn pand, bij [Hem] weggelegd, te bewaren tot dien dag. |
2 Timotheus 1:18 | De Heere geve hem, dat hij barmhartigheid vinde bij den Heere, in dien dag; en hoeveel hij [mij] te Efeze gediend heeft, weet gij zeer wel. |