G2192 ἔχω
hebben, behouden, houden

Bijbelteksten

Johannes 17:13Maar nu kom Ik tot U, en spreek dit in de wereld, opdat zij Mijn blijdschap vervuld mogen hebben in zichzelven.
Johannes 18:10Simon Petrus dan, hebbende een zwaard, trok hetzelve [uit], en sloeg des hogepriesters dienstknecht, en hieuw zijn rechteroor af. En de naam van den dienstknecht was Malchus.
Johannes 19:7De Joden antwoordden hem: Wij hebben een wet, en naar onze wet moet Hij sterven, want Hij heeft Zichzelven Gods Zoon gemaakt.
Johannes 19:10Pilatus dan zeide tot Hem: Spreekt Gij tot mij niet? Weet Gij niet, dat ik macht heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten?
Johannes 19:11Jezus antwoordde: Gij zoudt geen macht hebben tegen Mij, indien het u niet van boven gegeven ware; daarom die Mij aan u heeft overgeleverd, heeft groter zonde.
Johannes 19:15Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruis Hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan den keizer.
Johannes 20:31Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam.
Johannes 21:5Jezus dan zeide tot hen: Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen.
Handelingen 1:12Toen keerden zij wederom naar Jeruzalem, van den berg, die genaamd wordt de Olijf[berg], welke is nabij Jeruzalem, liggende [van daar] een sabbatsreize.
Handelingen 2:44En allen, die geloofden, waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen;
Handelingen 2:45En zij verkochten [hun] goederen en have, en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van node had.
Handelingen 2:47En prezen God, en hadden genade bij het ganse volk. En de Heere deed dagelijks tot de Gemeente, die zalig werden.
Handelingen 3:6En Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geve ik u; in den Naam van Jezus Christus, den Nazarener, sta op en wandel!
Handelingen 4:14En ziende den mens bij hen staan, die genezen was, hadden zij niets daartegen te zeggen.
Handelingen 4:35En aan een iegelijk werd uitgedeeld, naar dat elk van node had.
Handelingen 7:1En de hogepriester zeide: Zijn dan deze dingen alzo?
Handelingen 8:7Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen [dezelve] uit, roepende met grote stem; en vele geraakten en kreupelen werden genezen.
Handelingen 9:14En heeft hier macht van de overpriesters, om te binden allen, die Uw Naam aanroepen.
Handelingen 9:31De Gemeenten dan, door geheel Judea, en Galilea, en Samaria, hadden vrede, en werden gesticht; en wandelende in de vreze des Heeren, en de vertroosting des Heiligen Geestes, werden vermenigvuldigd.
Handelingen 11:3Zeggende: Gij zijt ingegaan tot mannen, die de voorhuid hebben, en hebt met hen gegeten.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken