1 Corinthiers 8:6 | Nochtans hebben wij [maar] een God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem; en [maar] een Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn, en wij door Hem. |
1 Corinthiers 9:11 | Indien wij ulieden het geestelijke gezaaid hebben, is het een grote [zaak], zo wij het uwe, dat lichamelijk is, maaien? |
1 Corinthiers 9:12 | Indien anderen deze macht over u deelachtig zijn, [waarom] niet veel meer wij? Doch wij hebben deze macht niet gebruikt, maar wij verdragen het al, opdat wij niet enige verhindering geven aan het Evangelie van Christus. |
1 Corinthiers 9:25 | En een iegelijk, die [om prijs] strijdt, onthoudt zich in alles. Dezen dan [doen] wel [dit], opdat zij een verderfelijke kroon zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke. |
1 Corinthiers 11:16 | Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonten niet, noch de Gemeenten Gods. |
1 Corinthiers 12:13 | Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt. |
1 Corinthiers 15:30 | Waarom zijn ook wij alle ure in gevaar? |
1 Corinthiers 15:52 | In een punt des [tijds], in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. |
2 Corinthiers 1:6 | Doch hetzij dat wij verdrukt worden, [het is] tot uw vertroosting en zaligheid, die gewrocht wordt in de lijdzaamheid van hetzelfde lijden, hetwelk wij ook lijden; hetzij dat wij vertroost worden, [het is] tot uw vertroosting en zaligheid; |
2 Corinthiers 3:18 | En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren [als] in een spiegel aanschouwende, worden [naar] hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest. |
2 Corinthiers 4:11 | Want wij, die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus' wil; opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden. |
2 Corinthiers 4:13 | Dewijl wij nu denzelfden Geest des geloofs hebben, gelijk er geschreven is: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken; zo geloven wij ook, daarom spreken wij ook; |
2 Corinthiers 5:16 | Zo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees gekend hebben, nochtans kennen wij [Hem] nu niet meer [naar het vlees]. |
2 Corinthiers 5:21 | Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. |
2 Corinthiers 9:4 | [En] dat niet mogelijk, zo de Macedoniers met mij kwamen, en u onbereid vonden, wij (opdat wij niet zeggen: gij) beschaamd worden in deze vasten grond der roeming. |
2 Corinthiers 10:7 | Ziet gij aan wat voor ogen is? Indien iemand bij zichzelven betrouwt, dat hij van Christus is, die denke dit wederom uit zichzelven, dat gelijkerwijs hij van Christus is, alzo ook wij van Christus zijn. |
2 Corinthiers 10:13 | Doch wij zullen niet roemen buiten de maat; maar dat wij, naar de maat des regels, welke maat ons God toegedeeld heeft, ook tot u toe zijn gekomen. |
2 Corinthiers 11:12 | Maar wat ik doe, dat zal ik nog doen, om de oorzaak af te snijden dengenen, die oorzaak [hebben] willen, opdat zij in hetgeen zij roemen, bevonden mochten worden gelijk als wij. |
2 Corinthiers 11:21 | Ik zeg [dit] naar oneer, gelijk of wij zwak waren geweest; maar waarin iemand stout is (ik spreek in onwijsheid), [daarin] ben ik ook stout. |
2 Corinthiers 13:4 | Want hoewel Hij gekruist is door zwakheid, zo leeft Hij nochtans door de kracht Gods. Want ook wij zijn zwak in Hem, maar zullen met Hem leven door de kracht Gods in u. |