2 Corinthiers 13:6 | Doch ik hoop, dat gij zult verstaan, dat wij niet verwerpelijk zijn. |
2 Corinthiers 13:7 | En ik wens van God, dat gij geen kwaad doet; niet opdat wij beproefd zouden bevonden worden, maar opdat gij het goede zoudt doen, en wij als verwerpelijk zouden zijn. |
2 Corinthiers 13:9 | Want wij verblijden ons, wanneer wij zwak zijn, en gij sterk zijt. En wij wensen ook dit, [namelijk] uw volmaking. |
Galaten 1:8 | Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. |
Galaten 2:9 | En als Jakobus, en Cefas, en Johannes, die geacht waren pilaren te zijn, de genade, die mij gegeven was, bekenden, gaven zij mij en Barnabas de rechter [hand] der gemeenschap, opdat wij tot de heidenen, en zij tot de besnijdenis [zouden gaan]; |
Galaten 2:15 | Wij zijn van nature Joden, en niet zondaars uit de heidenen; |
Galaten 2:16 | [Doch] wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden. |
Galaten 4:3 | Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld. |
Galaten 4:28 | Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was. |
Galaten 5:5 | Want wij verwachten door den Geest, uit het geloof, de hoop der rechtvaardigheid. |
Efeziers 2:3 | Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen; |
Filippenzen 3:3 | Want wij zijn de besnijding, wij, die God in den Geest dienen, en in Christus Jezus roemen, en niet in het vlees betrouwen. |
Colossenzen 1:9 | Waarom ook wij, van dien dag af dat wij het gehoord hebben, niet ophouden voor u te bidden en te begeren, dat gij moogt vervuld worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk verstand; |
Colossenzen 1:28 | Denwelken wij verkondigen, vermanende een iegelijk mens, en lerende een iegelijk mens in alle wijsheid, opdat wij zouden een iegelijk mens volmaakt stellen in Christus Jezus; |
1 Thessalonicensen 2:13 | Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, als gij het Woord der prediking van God van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt, niet [als] der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) [als] Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft. |
1 Thessalonicensen 2:17 | Maar wij, broeders, van u beroofd geweest zijnde voor een kleine wijle tijds, naar het aangezicht, niet naar het hart, hebben ons te overvloediger benaarstigd, om uw aangezicht te zien, met grote begeerte. |
1 Thessalonicensen 3:6 | Maar als Timotheus nu van ulieden tot ons gekomen was, en ons de goede boodschap gebracht had van uw geloof en liefde, en dat gij altijd goede gedachtenis van ons hebt, zeer begerig zijnde om ons te zien, gelijk wij ook om ulieden; |
1 Thessalonicensen 3:12 | En de Heere vermeerdere u, en make [u] overvloedig in de liefde jegens elkander en jegens allen, gelijk wij ook zijn jegens u; |
1 Thessalonicensen 4:15 | Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen, die ontslapen zijn. |
1 Thessalonicensen 4:17 | Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. |