G2596 κατά
neer, omlaag langs iets, volgens

Bijbelteksten

Handelingen 20:23Dan dat de Heilige Geest van stad tot stad betuigt, zeggende, dat mij banden en verdrukkingen aanstaande zijn.
Handelingen 21:19En als hij hen gegroet had, verhaalde hij van stuk tot stuk, wat God onder de heidenen door zijn dienst gedaan had.
Handelingen 21:21En zij zijn aangaande u bericht, dat gij al de Joden, die onder de heidenen zijn, leert van Mozes afvallen, zeggende: dat zij de kinderen niet zouden besnijden, noch naar de wijze [der wet] wandelen.
Handelingen 21:28Roepende: Gij Israelietische mannen, komt te hulp! Deze is de mens, die tegen het volk, en de wet, en deze plaats allen [man] overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in den tempel gebracht, en heeft deze heilige plaats ontheiligd.
Handelingen 22:3Ik ben een Joods man, en te Tarsen in Cilicie geboren, opgevoed in deze stad, aan de voeten van Gamaliel onderwezen naar de bescheidenste wijze der vaderlijke wet, zijnde een ijveraar Gods, gelijkerwijs gij allen heden zijt;
Handelingen 22:12En een zekere Ananias, een godvruchtig man naar de wet, [goede] getuigenis hebbende van al de Joden, die [daar] woonden,
Handelingen 22:19En ik zeide: Heere, zij weten, dat ik in de gevangenis wierp, en in de synagogen geselde, die in U geloofden;
Handelingen 23:3Toen zeide Paulus tot hem: God zal u slaan, gij gewitte wand! Zit gij ook om mij te oordelen naar de wet, en beveelt gij, tegen de wet, dat men mij zal slaan?
Handelingen 23:19De overste nu nam hem bij de hand, en bezijden gegaan zijnde, vraagde hij: Wat is het dat gij mij hebt te boodschappen?
Handelingen 23:31De krijgsknechten dan, gelijk hun bevolen was, namen Paulus, en brachten hem des nachts tot Antipatris.
Handelingen 24:1En vijf dagen daarna kwam de hogepriester Ananias af met de ouderlingen, en een zekeren voorspraak, [genaamd] Tertullus, dewelke verschenen voor den stadhouder tegen Paulus.
Handelingen 24:5Want wij hebben dezen man bevonden te zijn een pest, en een, die oproer verwekt onder al de Joden, door de [ganse] wereld, en een oppersten voorstander van de sekte der Nazarenen.
Handelingen 24:12En zij hebben mij noch in den tempel gevonden tot iemand sprekende, of [enige] samenrotting des volks makende, noch in de synagogen, noch in de stad;
Handelingen 24:14Maar dit beken ik u, dat ik naar dien weg, welken zij sekte noemen, den God der vaderen alzo diene, gelovende alles, wat in de wet en in de profeten geschreven is;
Handelingen 24:22Toen nu Felix dit gehoord had, stelde hij hen uit, zeggende: Als ik nader wetenschap van dezen weg zal hebben, wanneer Lysias, de overste, zal afgekomen zijn, zo zal ik volle kennis nemen van uw zaken.
Handelingen 25:2En de hogepriester, en de voornaamsten der Joden, verschenen voor hem tegen Paulus en baden hem,
Handelingen 25:3Begerende gunst tegen hem, opdat hij hem zou doen komen te Jeruzalem; [en] leggende een lage, om hem op den weg om te brengen.
Handelingen 25:7En als hij daar gekomen was, stonden de Joden, die van Jeruzalem afgekomen waren, rondom [hem], vele en zware beschuldigingen tegen Paulus voortbrengende, die zij niet konden bewijzen;
Handelingen 25:14En toen zij aldaar vele dagen doorgebracht hadden, heeft Festus de zaken van Paulus aan den koning verhaald, zeggende: [Hier] is een zeker man van Felix gevangen gelaten;
Handelingen 25:15Om wiens wil, als ik te Jeruzalem was, de overpriesters en de ouderlingen der Joden verschenen, begerende vonnis tegen hem;

Mede mogelijk dankzij