G3495 νεανίσκος
man (jonge), jongeling

Bijbelteksten

Mattheus 19:20De jongeling zeide tot Hem: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog?
Mattheus 19:22Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen.
Markus 14:51En een zeker jongeling volgde Hem, hebbende een lijnwaad omgedaan over het naakte [lijf], en de jongelingen grepen hem.
Markus 16:5En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechter[zijde], bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd.
Lukas 7:14En Hij ging toe, en raakte de baar aan; (de dragers nu stonden stil) en Hij zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op!
Handelingen 2:17En het zal zijn in de laatste dagen, (zegt God) Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.
Handelingen 5:10En zij viel terstond neder voor zijn voeten, en gaf den geest. En de jongelingen ingekomen zijnde, vonden haar dood en droegen [ze] uit, en begroeven [haar] bij haar man.
1 Johannes 2:13Ik schrijf u, vaders! want gij hebt [Hem] gekend, Die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den boze overwonnen. Ik schrijf u, kinderen, want gij hebt den Vader gekend.
1 Johannes 2:14Ik heb u geschreven, vaders, want gij hebt [Hem] gekend, Die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk, en het Woord Gods blijft in u, en gij hebt den boze overwonnen.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin