Hebreeen 6:16 | Want de mensen zweren wel bij den meerdere [dan zij zijn], en de eed tot bevestiging is denzelven een einde van alle tegenspreken; |
Hebreeen 7:2 | Aan welken ook Abraham van alles de tienden deelde; die vooreerst overgezet wordt, koning der gerechtigheid, en daarna ook was een koning van Salem, hetwelk is een koning des vredes; |
Hebreeen 7:7 | Nu, zonder enig tegenspreken, hetgeen minder is, wordt gezegend van hetgeen meerder is. |
Hebreeen 8:3 | Want een iegelijk hogepriester wordt gesteld om gaven en slachtofferen te offeren; waarom het noodzakelijk was, dat ook Deze wat had, dat Hij zou offeren. |
Hebreeen 8:5 | Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op den berg getoond is. |
Hebreeen 8:11 | En zij zullen niet leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken de Heere; want zij zullen Mij allen kennen van den kleine onder hen tot den grote onder hen. |
Hebreeen 9:6 | Deze dingen nu, aldus toebereid zijnde, zo gingen wel de priesters in den eersten tabernakel, te allen tijde, om de [gods]diensten te volbrengen; |
Hebreeen 9:19 | Want als al de geboden, naar de wet van Mozes, tot al het volk uitgesproken waren, nam hij het bloed der kalveren en bokken, met water, en purperen wol, en hysop, besprengde beide het boek zelf, en al het volk, |
Hebreeen 9:21 | En hij besprengde desgelijks ook den tabernakel, en al de vaten van den dienst met het bloed. |
Hebreeen 9:22 | En alle dingen worden bijna door bloed gereinigd naar de wet, en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving. |
Hebreeen 10:11 | En een iegelijk priester stond wel alle dagen dienende, en dezelfde slachtofferen dikmaals offerende, die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen; |
Hebreeen 11:13 | Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. |
Hebreeen 11:39 | En deze allen, hebbende door het geloof getuigenis gehad, hebben de belofte niet verkregen; |
Hebreeen 12:1 | Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die [ons] lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is; |
Hebreeen 12:6 | Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon, die Hij aanneemt. |
Hebreeen 12:8 | Maar indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaarden en niet zonen. |
Hebreeen 12:11 | En alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geen [zaak] van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend zijn. |
Hebreeen 12:14 | Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal; |
Hebreeen 12:23 | Tot de algemene vergadering en de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen; |
Hebreeen 13:4 | Het huwelijk [is] eerlijk onder allen, en het bed onbevlekt; maar hoereerders en overspelers zal God oordelen. |