Mattheus 21:20 | En de discipelen, [dat] ziende, verwonderden zich, zeggende: Hoe is de vijgeboom [zo] terstond verdord? |
Mattheus 21:22 | En al wat gij zult begeren in het gebed, gelovende, zult gij ontvangen. |
Mattheus 21:23 | En als Hij in den tempel gekomen was, kwamen tot Hem, terwijl Hij leerde, de overpriesters en de ouderlingen des volks, zeggende: Door wat macht doet Gij deze dingen? En Wie heeft U deze macht gegeven? |
Mattheus 21:25 | De doop van Johannes, van waar was [die], uit de hemel, of uit de mensen? En zij overlegden bij zichzelven en zeiden: Indien wij zeggen: Uit de hemel; zo zal Hij ons zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? |
Mattheus 21:37 | En ten laatste zond hij tot hen zijn zoon, zeggende: Zij zullen mijn zoon ontzien. |
Mattheus 21:42 | Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van de Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen? |
Mattheus 21:43 | Daarom zeg Ik ulieden, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden, en een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt. |
Mattheus 21:46 | En zoekende Hem te vangen, vreesden zij de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een profeet. |
Mattheus 22:1 | En Jezus, antwoordende, sprak tot hen wederom door gelijkenissen, zeggende: |
Mattheus 22:4 | Wederom zond hij andere dienstknechten uit, zeggende: Zegt den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid; mijn ossen, en de gemeste [beesten] zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft. |
Mattheus 22:12 | En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed [aan] hebbende? En hij verstomde. |
Mattheus 22:16 | En zij zonden uit tot Hem hun discipelen, met de Herodianen, zeggende: Meester! wij weten, dat Gij waarachtig zijt, en den weg Gods in der waarheid leert, en naar niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen niet aan; |
Mattheus 22:23 | Te dienzelfden dage kwamen tot Hem de Sadduceen, die zeggen, dat er geen opstanding is, en vraagden Hem, |
Mattheus 22:24 | Zeggende: Meester! Mozes heeft gezegd: Indien iemand sterft, geen kinderen hebbende, zo zal zijn broeder deszelfs vrouw trouwen, en zijn broeder zaad verwekken. |
Mattheus 22:25 | Nu waren er bij ons zeven broeders; en de eerste, [een vrouw] getrouwd hebbende, stierf; en dewijl hij geen zaad had, zo liet hij zijn vrouw voor zijn broeder. |
Mattheus 22:31 | En wat aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen, hetgeen van God tot ulieden gesproken is, Die daar zegt: |
Mattheus 22:32 | Ik ben de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs! God is niet een God der doden, maar der levenden. |
Mattheus 22:35 | En een uit hen, [zijnde] een Wetgeleerde, heeft gevraagd, Hem verzoekende, en zeggende: |
Mattheus 22:42 | En zeide: Wat dunkt u van den Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids [Zoon]. |
Mattheus 22:43 | Hij zeide tot hen: Hoe noemt Hem dan David, in de Geest, [zijn] Heere? zeggende: |