H85 אַבְרָהָם
Abraham

Bijbelteksten

Genesis 22:14En Abraham noemde den naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien! Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden!
Genesis 22:15Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel;
Genesis 22:19Toen keerde Abraham weder tot zijn jongeren, en zij maakten zich op, en zij gingen samen naar Ber-seba; en Abraham woonde te Ber-seba.
Genesis 22:20En het geschiedde na deze dingen, dat men Abraham boodschapte, zeggende: Zie, Milka heeft ook Nahor, uw broeder, zonen gebaard:
Genesis 22:23(En Bethuel gewon Rebekka) deze acht baarde Milka aan Nahor, den broeder van Abraham.
Genesis 23:2En Sara stierf te Kiriath Arba, dat is Hebron, in het land Kanaan; en Abraham kwam om Sara te beklagen, en haar te bewenen.
Genesis 23:3Daarna stond Abraham op van het aangezicht zijner dode, en hij sprak tot de zonen Heths, zeggende:
Genesis 23:5En de zonen Heths antwoordden Abraham, zeggende tot hem:
Genesis 23:7Toen stond Abraham op, en boog zich neder voor het volk des lands, voor de zonen Heths;
Genesis 23:10Efron nu zat in het midden van de zonen Heths; en Efron de Hethiet antwoordde Abraham, voor de oren van de zonen Heths, van al degenen, die ter poorte zijner stad ingingen, zeggende:
Genesis 23:12Toen boog zich Abraham neder voor het aangezicht van het volk des lands;
Genesis 23:14En Efron antwoordde Abraham, zeggende tot hem:
Genesis 23:16En Abraham luisterde naar Efron; en Abraham woog Efron het geld, waarvan hij gesproken had voor de oren van de zonen Heths, vierhonderd sikkelen zilvers, onder den koopman gangbaar.
Genesis 23:18Aan Abraham tot een bezitting, voor de ogen van de zonen Heths, bij allen, die tot zijn stadspoort ingingen.
Genesis 23:19En daarna begroef Abraham zijn huisvrouw Sara in de spelonk des akkers van Machpela, tegenover Mamre, hetwelk is Hebron, in het land Kanaan.
Genesis 23:20Alzo werd die akker, en de spelonk die daarin was, aan Abraham gevestigd tot een erfbegrafenis van de zonen Heths.
Genesis 24:1Abraham nu was oud, [en] wel bedaagd; en de HEERE had Abraham in alles gezegend.
Genesis 24:2Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup,
Genesis 24:6En Abraham zeide tot hem: Wacht u, dat gij mijn zoon niet weder daarheen brengt!
Genesis 24:9Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel