Deuteronomium 12:15 | Doch naar allen lust uwer ziel zult gij slachten en vlees eten, naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u geeft, in al uw poorten; de onreine en de reine zal daarvan eten, als van een ree, en als van een hert. |
Deuteronomium 12:16 | Alleenlijk het bloed zult gijlieden niet eten; gij zult het op de aarde uitgieten als water. |
Deuteronomium 12:17 | Gij zult in uw poorten niet mogen eten de tienden van uw koren, en van uw most, en van uw olie, noch de eerstgeboorten van uw runderen en van uw schapen, noch enige uwer geloften, die gij zult hebben beloofd, noch uw vrijwillige offeren, noch het hefoffer uwer hand. |
Deuteronomium 12:18 | Maar gij zult dat eten voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal, gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht, en uw dienstmaagd, en de Leviet, die in uw poorten is; en gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, over alles, waaraan gij uw handen geslagen hebt. |
Deuteronomium 12:20 | Wanneer de HEERE, uw God, uw landpale zal verwijd hebben, gelijk als Hij tot u gesproken heeft, en gij zeggen zult: Ik zal vlees eten; dewijl uw ziel lust heeft vlees te eten, zo zult gij vlees eten, naar allen lust uwer ziel. |
Deuteronomium 12:21 | Zo de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, verre van u zal zijn, zo zult gij slachten van uw runderen en van uw schapen, die de HEERE u gegeven heeft, gelijk als ik u geboden heb; en gij zult eten in uw poorten, naar allen lust uwer ziel. |
Deuteronomium 12:22 | Doch gelijk als een ree en een hert gegeten wordt, alzo zult gij dat eten; de onreine en de reine zullen het te zamen eten. |
Deuteronomium 12:23 | Alleen houdt vast, dat gij het bloed niet eet; want het bloed is de ziel; daarom zult gij de ziel met het vlees niet eten; |
Deuteronomium 12:24 | Gij zult dat niet eten; op de aarde zult gij het uitgieten als water; |
Deuteronomium 12:25 | Gij zult dat niet eten; opdat het u, en uw kinderen na u, welga, als gij zult gedaan hebben, wat recht is in de ogen des HEEREN. |
Deuteronomium 12:27 | En gij zult uw brandofferen, het vlees en het bloed, bereiden op het altaar des HEEREN, uws Gods; en het bloed uwer slachtofferen zal op het altaar des HEEREN, uws Gods, worden uitgegoten; maar het vlees zult gij eten. |
Deuteronomium 14:3 | Gij zult geen gruwel eten. |
Deuteronomium 14:4 | Dit zijn de beesten, die gijlieden eten zult; een os, klein vee der schapen, en klein vee der geiten; |
Deuteronomium 14:6 | Alle beesten, die de klauwen verdelen, en de kloof in twee klauwen klieven, [en] herkauwen onder de beesten, die zult gij eten. |
Deuteronomium 14:7 | Maar deze zult gij niet eten, van degenen, die [alleen] herkauwen, of van degenen, die den gekloofden klauw [alleen] verdelen: den kemel, en den haas, en het konijn; want deze herkauwen wel, maar zij verdelen den klauw niet; onrein zullen zij ulieden zijn. |
Deuteronomium 14:8 | Ook het varken; want dat verdeelt zijn klauw wel, maar het herkauwt niet; onrein zal het ulieden zijn; van hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij niet aanroeren. |
Deuteronomium 14:9 | Dit zult gij eten van alles, wat in de wateren is; al wat vinnen en schubben heeft, zult gij eten. |
Deuteronomium 14:10 | Maar al wat geen vinnen en schubben heeft, zult gij niet eten; het zal ulieden onrein zijn. |
Deuteronomium 14:11 | Allen reinen vogel zult gij eten. |
Deuteronomium 14:12 | Maar deze zijn het, van dewelke gij niet zult eten: de arend, en de havik, en de zeearend; |