Psalm 78:7 | En dat zij hun hoop op God zouden stellen, en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren; |
Psalm 78:8 | En dat zij niet zouden worden gelijk hun vaders, een wederhorig en wederspannig geslacht; een geslacht, [dat] zijn hart niet richtte, en welks geest niet getrouw was met God. |
Psalm 78:18 | En zij verzochten God in hun hart, begerende spijs naar hun lust. |
Psalm 78:19 | En zij spraken tegen God, zij zeiden: Zou God een tafel kunnen toerichten in de woestijn? |
Psalm 78:34 | Als Hij hen doodde, zo vraagden zij naar Hem, en keerden weder, en zochten God vroeg; |
Psalm 78:35 | En gedachten, dat God hun Rotssteen was, en God, de Allerhoogste, hun Verlosser. |
Psalm 78:41 | Want zij kwamen alweder, en verzochten God, en stelden den Heilige Israels een perk. |
Psalm 80:11 | De bergen zijn met zijn schaduw bedekt geweest, en zijn ranken waren [als] cederbomen Gods. |
Psalm 81:10 | Er zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor geen vreemden god nederbuigen. |
Psalm 82:1 | Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering Godes; Hij oordeelt in het midden der goden; |
Psalm 83:2 | O God! zwijg niet, houd U niet als doof, en zijt niet stil, o God! |
Psalm 84:3 | Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des HEEREN; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God. |
Psalm 85:9 | Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren. |
Psalm 86:15 | Maar Gij, Heere! zijt een barmhartig en genadig God, lankmoedig, en groot van goedertierenheid en waarheid. |
Psalm 89:7 | Want wie mag in den hemel tegen den HEERE geschat worden? [Wie] is den HEERE gelijk, onder de kinderen der sterken? |
Psalm 89:8 | God is grotelijks geducht in den raad der heiligen, en vreselijk boven allen, die rondom Hem zijn. |
Psalm 89:27 | Hij zal Mij noemen: Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils! |
Psalm 90:2 | Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. |
Psalm 94:1 | O God der wraken! o HEERE, God der wraken! verschijn blinkende. |
Psalm 95:3 | Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden; |