H802 אִשָּׁה
bijvrouw, de een bij de ander, vrouw, huisvrouw, vrouwen, van vrouwelijk geslacht
Ezechiel 23:2 | Mensenkind! daar waren twee vrouwen, dochteren van een moeder. |
Ezechiel 23:10 | Dezen ontdekten haar schaamte, haar zonen en haar dochteren namen zij weg, maar haar doodden zij met het zwaard; en zij kreeg een naam onder de vrouwen, nadat men gerichten over haar geoefend had. |
Ezechiel 23:44 | En men ging tot haar in, gelijk men ingaat tot een vrouw, die een hoer is; alzo gingen zij in tot Ohola en tot Oholiba, die schandelijke vrouwen. |
Ezechiel 23:48 | Alzo zal Ik de schandelijkheid uit het land doen ophouden; opdat alle vrouwen onderwezen worden, dat zij naar uw schandelijkheid niet doen. |
Ezechiel 24:18 | Dit sprak ik tot het volk in den morgenstond, en mijn huisvrouw stierf in den avond; en ik deed in den morgenstond, gelijk mij geboden was. |
Ezechiel 33:26 | Gij staat op ulieder zwaard; gij doet gruwel, en verontreinigt, een ieder de huisvrouw zijns naasten; en zoudt gij het land erfelijk bezitten? |
Ezechiel 44:22 | Ook zullen zij zich geen weduwe of verstotene tot vrouwen nemen; maar jonge dochters van het zaad van het huis Israels, of een weduwe, die een weduwe zal geweest zijn van een priester, zullen zij nemen. |
Daniel 11:17 | En hij zal zijn aangezicht stellen, om met de kracht zijns gansen rijks te komen, en hij zal billijke voorwaarden medebrengen, en hij zal het doen; want hij zal hem een dochter der vrouwen geven, om haar te verderven, maar zij zal niet vast staan, en zij zal voor hem niet zijn. |
Daniel 11:37 | En op de goden zijner vaderen zal hij geen acht geven, noch op de begeerte der vrouwen; hij zal ook op geen God acht geven, maar hij zal zich boven alles groot maken. |
Hosea 1:2 | Het begin van het woord des HEEREN door Hosea. De HEERE dan zeide tot Hosea: Ga henen, neem u een vrouw der hoererijen, en kinderen der hoererijen; want het land hoereert ganselijk van achter den HEERE. |
Hosea 2:1 | Twist tegen ulieder moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw niet is, en Ik haar Man niet ben; en laat ze haar hoererijen van haar aangezicht, en haar overspelerijen van tussen haar borsten wegdoen. |
Hosea 3:1 | En de HEERE zeide tot mij: Ga wederom henen, bemin een vrouw, die, bemind zijnde van [haar] vriend, nochtans overspel doet; gelijk de HEERE de kinderen Israels bemint, maar zij zien om, naar andere goden, en beminnen de flessen der druiven. |
Hosea 12:13 | Jakob vlood toch [naar] het veld van Syrie, en Israel diende om een vrouw, en hoedde om een vrouw. |
Amos 4:3 | En gij zult [door] de bressen uitgaan, een ieder voor zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis [gebracht] is, wegwerpen, spreekt de HEERE. |
Amos 7:17 | Daarom zegt de HEERE alzo: Uw vrouw zal in de stad hoereren, en uw zonen en uw dochteren zullen door het zwaard vallen, en uw land zal door het snoer uitgedeeld worden; en gij zult in een onrein land sterven, en Israel zal voorzeker uit zijn land gevankelijk worden weggevoerd. |
Micha 2:9 | De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen uit het huis van haar vermakingen; van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid. |
Nahum 3:13 | Ziet, uw volk zal in het midden van u tot vrouwen worden; de poorten uws lands zullen uw vijanden wijd geopend worden; het vuur zal uw grendelen verteren. |
Zacharia 5:7 | En ziet, een plaat van lood werd opgeheven, en er was een vrouw, zittende in het midden der efa. |
Zacharia 5:9 | En ik hief mijn ogen op, en ik zag; en ziet, twee vrouwen kwamen voort, en wind was in haar vleugelen, en zij hadden vleugelen, als de vleugelen eens ooievaars; en zij voerden de efa tussen de aarde en tussen den hemel. |
Zacharia 11:9 | En ik zeide: Ik zal ulieden niet [meer] weiden; wat sterft, dat sterve, en wat afgesneden is, dat zij afgesneden, en dat de overgeblevenen de een des anderen vlees verslinden. |