H1481 גּוּר
als vreemdeling wonen, als vreemdeling verkeren, verkeren, verblijven, als vreemdeling vertoeven, ve
Psalm 33:8 | Laat de ganse aarde voor den HEERE vrezen; laat alle inwoners van de wereld voor Hem schrikken. |
Psalm 56:7 | Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten. |
Psalm 59:4 | Want zie, zij leggen mijner ziel lagen; sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding, en zonder mijn zonde, o HEERE! |
Psalm 61:5 | Ik zal in Uw hut verkeren [in] eeuwigheden; ik zal mijn toevlucht nemen in het verborgene Uwer vleugelen. Sela. |
Psalm 105:12 | Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; |
Psalm 105:23 | Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. |
Psalm 120:5 | O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben [in] Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone. |
Psalm 140:3 | Die veel kwaads in het hart denken, allen dag samenkomen om te oorlogen. |
Jesaja 5:17 | En de lammeren zullen weiden naar hun wijze, en de vreemdelingen zullen de woeste plaatsen der vetten eten. |
Jesaja 11:6 | En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven. |
Jesaja 16:4 | Laat mijn verdrevenen onder u verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats voor het aangezicht des verstoorders; want de onderdrukker heeft een einde, de verstoring is te niet geworden, de vertreders zijn van de aarde verdaan. |
Jesaja 23:7 | Is dit uw vrolijk huppelende [stad]? welker oudheid [wel] van oude dagen af is; [maar] haar eigen voeten zullen haar verre wegdragen, om in vreemdelingschap te verkeren. |
Jesaja 33:14 | De zondaren te Sion zijn verschrikt; beving heeft de huichelaren aangegrepen; [zij zeggen:] Wie is er onder ons, die bij een verterend vuur wonen kan? Wie is er onder ons, die bij een eeuwigen gloed wonen kan? |
Jesaja 52:4 | Want zo zegt de Heere HEERE: In vorige tijden trok Mijn volk af in Egypte, om als vreemdeling aldaar te verkeren; en Assur heeft hetzelve om niet onderdrukt. |
Jesaja 54:15 | Ziet, zij zullen zich zekerlijk vergaderen, [doch] niet uit Mij; wie zich tegen u vergaderen zal, die zal om uwentwil vallen. |
Jeremia 35:7 | Ook zult gijlieden geen huis bouwen, noch zaad zaaien, noch wijngaard planten, noch hebben; maar gij zult in tenten wonen al uw dagen; opdat gij veel dagen leeft in het land, alwaar gij als vreemdeling verkeert. |
Jeremia 42:15 | Nu dan, daarom hoort des HEEREN woord, gij overblijfsel van Juda! Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Indien gij ganselijk uw aangezichten zult stellen om in Egypte te gaan, en zult henen ingaan, om aldaar als vreemdelingen te verkeren; |
Jeremia 42:17 | Zo zullen al de mannen zijn, die hun aangezichten stellen, om in Egypte te gaan, om aldaar als vreemdelingen te verkeren; zij zullen sterven door het zwaard, door den honger en door de pestilentie; en zij zullen niemand hebben, die overblijve of ontkome van het kwaad, dat Ik over hen zal brengen. |
Jeremia 42:22 | Zo weet nu zekerlijk, dat gij door het zwaard, door den honger en door de pestilentie sterven zult, ter plaatse, waar het u gelust heeft henen te gaan, om aldaar als vreemdelingen te verkeren. |
Jeremia 43:2 | Zo sprak Azaria, de zoon van Hosaja, en Johanan, de zoon van Kareah, en al de trotse mannen, zeggende tot Jeremia: Gij spreekt leugen; de HEERE, onze God, heeft u niet gezonden, om te zeggen: Gijlieden zult niet gaan in Egypte, om aldaar als vreemdelingen te verkeren. |