H2421 חָיָה
leven (in) het - behouden, leven (ww) , leven, levend maken, leven (ww)
Genesis 11:11 | En Sem leefde, nadat hij Arfachsad gewonnen had, vijfhonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 11:12 | En Arfachsad leefde vijf en dertig jaren, en hij gewon Selah. |
Genesis 11:13 | En Arfachsad leefde, nadat hij Selah gewonnen had, vierhonderd en drie jaren; en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 11:14 | En Selah leefde dertig jaren, en hij gewon Heber. |
Genesis 11:15 | En Selah leefde, nadat hij Heber gewonnen had, vierhonderd en drie jaren, en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 11:16 | En Heber leefde vier en dertig jaren, en gewon Peleg. |
Genesis 11:17 | En Heber leefde, nadat hij Peleg gewonnen had, vierhonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 11:18 | En Peleg leefde dertig jaren, en hij gewon Rehu. |
Genesis 11:19 | En Peleg leefde, nadat hij Rehu gewonnen had, tweehonderd en negen jaren; en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 11:20 | En Rehu leefde twee en dertig jaren, en hij gewon Serug. |
Genesis 11:21 | En Rehu leefde, nadat hij Serug gewonnen had, tweehonderd en zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 11:22 | En Serug leefde dertig jaren, en gewon Nahor. |
Genesis 11:23 | En Serug leefde, nadat hij Nahor gewonnen had, tweehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 11:24 | En Nahor leefde negen en twintig jaren, en gewon Terah. |
Genesis 11:25 | En Nahor leefde, nadat hij Terah gewonnen had, honderd en negentien jaren; en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 11:26 | En Terah leefde zeventig jaren, en gewon Abram, Nahor en Haran. |
Genesis 12:12 | En het zal geschieden, als u de Egyptenaars zullen zien, zo zullen zij zeggen: Dat is zijn huisvrouw; en zij zullen mij doden, en u in het leven behouden. |
Genesis 12:13 | Zeg toch: Gij zijt mijn zuster; opdat het mij wel ga om u, en mijn ziel om uwentwil leve. |
Genesis 17:18 | En Abraham zeide tot God: Och, dat Ismael mocht leven voor Uw aangezicht! |
Genesis 19:19 | Zie toch, Uw knecht heeft genade gevonden in Uw ogen, en Gij hebt Uw weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden naar het gebergte heen, opdat mij niet misschien dat kwaad aankleve, en ik sterve! |