H3920 לָכַד
benemen, vangen, afnemen, innemen, aanwijzen, raken, nemen, vangen, veroveren
Richteren 15:4 | En Simson ging heen, en ving driehonderd vossen; en hij nam fakkelen, en keerde staart aan staart, en deed een fakkel tussen twee staarten in het midden. |
1 Samuel 10:20 | Toen nu Samuel al de stammen van Israel had doen naderen, zo is de stam van Benjamin geraakt. |
1 Samuel 10:21 | Toen hij den stam van Benjamin deed aankomen naar zijn geslachten, zo werd het geslacht van Matri geraakt; en Saul, de zoon van Kis, werd geraakt. En zij zochten hem, maar hij werd niet gevonden. |
1 Samuel 14:41 | Saul nu sprak tot den HEERE, den God Israels: Toon den onschuldige. Toen werd Jonathan en Saul geraakt, en het volk ging [vrij] uit. |
1 Samuel 14:42 | Toen zeide Saul: Werpt [het lot] tussen mij en tussen mijn zoon Jonathan. Toen werd Jonathan geraakt. |
1 Samuel 14:47 | Toen nam Saul het koninkrijk over Israel in; en hij streed rondom tegen al zijn vijanden, tegen Moab, en tegen de kinderen Ammons, en tegen Edom, en tegen de koningen van Zoba, en tegen de Filistijnen; en overal, waar hij zich wendde, oefende hij straf. |
2 Samuel 5:7 | Maar David nam den burg Sion in; dezelve is de stad Davids. |
2 Samuel 8:4 | En David nam hem duizend [wagens] af, en zevenhonderd ruiteren, en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde alle wagenpaarden, en hield daarvan honderd wagenen over. |
2 Samuel 12:26 | Joab nu krijgde tegen Rabba der kinderen Ammons; en hij nam de koninklijke stad in. |
2 Samuel 12:27 | Toen zond Joab boden tot David, en zeide: Ik heb gekrijgd tegen Rabba, ook heb ik de waterstad ingenomen. |
2 Samuel 12:28 | Zo verzamel gij nu het overige des volks, en beleger de stad, en neem ze in; opdat niet, zo ik de stad zou innemen, mijn naam over haar uitgeroepen worde. |
2 Samuel 12:29 | Toen verzamelde David al dat volk, en toog naar Rabba; en hij krijgde tegen haar, en nam ze in. |
1 Koningen 9:16 | [Want] Farao, de koning van Egypte, was opgekomen, en had Gezer ingenomen, en haar met vuur verbrand, en de Kanaanieten, die in de stad woonden, gedood, en had haar aan zijn dochter, de huisvrouw van Salomo, tot een geschenk gegeven. |
1 Koningen 16:18 | En het geschiedde, als Zimri zag, dat de stad ingenomen was, dat hij ging in het paleis van het huis des konings, en verbrandde boven zich het huis des konings met vuur, en stierf; |
2 Koningen 12:17 | Toen trok Hazael, de koning van Syrie op, en krijgde tegen Gath, en nam haar in; daarna stelde Hazael zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem op te trekken. |
2 Koningen 17:6 | In het negende jaar van Hosea, nam de koning van Assyrie Samaria in, en voerde Israel weg in Assyrie, en deed ze wonen in Halah, en in Habor, aan de rivier Gozan, en in de steden der Meden. |
2 Koningen 18:10 | En zij namen haar in ten einde van drie jaren, in het zesde jaar van Hizkia; het was het negende jaar van Hosea, den koning van Israel, als Samaria ingenomen werd. |
1 Kronieken 11:5 | En de inwoners van Jebus zeiden tot David: Gij zult hier niet inkomen. David dan nog won den burg Sion, welke is de stad Davids. |
1 Kronieken 18:4 | En David nam hem duizend wagens af, en zeven duizend ruiters, en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde al de wagen[paarden;] doch hij behield honderd wagens daarvan over. |
2 Kronieken 12:4 | En hij nam de vaste steden in, die Juda had, en hij kwam tot Jeruzalem toe. |