H3956 לָשׁוֹן
tong, staaf, taal, zeeboezem, tongval, spraak, allerwelsprekendesten [bezweerder]

Bijbelteksten

Job 15:5Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren.
Job 20:12Indien het kwaad in zijn mond zoet is, hij dat verbergt, onder zijn tong,
Job 20:16Het vergif der adderen zal hij zuigen; de tong der slang zal hem doden.
Job 27:4Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken!
Job 29:10De stem der vorsten verstak zich, en hun tong kleefde aan hun gehemelte.
Job 33:2Zie nu, ik heb mijn mond opengedaan; mijn tong spreekt onder mijn gehemelte.
Job 40:20Zult gij den Leviathan met den angel trekken, of zijn tong met een koord, [dat] gij laat nederzinken?
Psalm 5:10Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij.
Psalm 10:7Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
Psalm 12:4De HEERE snijde af alle vleiende lippen, de grootsprekende tong.
Psalm 12:5Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons?
Psalm 15:3Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste;
Psalm 22:16Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods.
Psalm 31:21Gij verbergt hen in het verborgene Uws aangezichts voor de hoogmoedigheden des mans; Gij versteekt hen in een hut voor den twist der tongen.
Psalm 34:14[Nun.] Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken.
Psalm 35:28Zo zal mijn tong vermelden Uw gerechtigheid, [en] Uw lof den gansen dag.
Psalm 37:30[Pe.] De mond des rechtvaardigen vermeldt wijsheid, en zijn tong spreekt het recht.
Psalm 39:2Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is.
Psalm 39:4Mijn hart werd heet in mijn binnenste, een vuur ontbrandde in mijn overdenking; [toen] sprak ik met mijn tong:
Psalm 45:2Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken