H3205_ יָלַד
baren, geboren worden, gewinnen, voortbrengen, vroedvrouw
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Bevalling, Verjaardag, Verloskundige, Vroedvrouw,

Statistieken

Komt 500x voor in 28 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

yâlad TWOT 867


יָלַד (Arabic وَلَدَ)

1) "baren, verwekken" als een moeder Gen. 4:1, 22; 16:1, 15, etc.; zowel van mensen als dieren (Gen. 30:39), ook het leggen van eieren (Jer. 17:11);

2) "verwekken" als een vader (zoals de Grieks τίκτειν, γεννᾷν, Lat. parere, gebruikt voor beide geslachten, vandaar οἱ τεκόντες, parentes), Gen. 4:18; 10: 8, 13. Door God gebruikt "scheppen", "Den Rotssteen, Die u gegenereerd heeft, hebt gij vergeten" (Deut. 32:18), "en tot een steen: Gij hebt mij gegenereerd" (Jer. 2:27).

niphal נוֹלַד "geboren zijn/worden"; וַיִּוָּלֵד לִחֲנוֹךְ אֶת־עִירָדEn aan Henoch werd Hirad geboren” (Gen. 4:18 )

piel "verlossen" (werk van een vroedvrouw); inf. sfבְּיַלֶּדְכֶן (Ex. 1:16); "wanneer gij verlost" ptמְיַלֶּדֶת (Gen. 35:17; Ex. 1:15) "vroedvrouw";

pual "geboren worden"; pf.  יֻלַּד, יוּלַּד Richt. 18:29, יֻלְדָה, יֻלַּדְתִּי, יֻלְּדּוּ, P  יֻלָּ֫דוּ

hiphal "verwekken, voortbrengen, gewinnen"; pfהוֹלִיד, הוֹלַדְתָּ, הוֹלִדוּ sfהוֹלִידָהּ; ipfיוֹלִיד, וַיֹּ֫לֶד; impהוֹלִיד֫וּ Jer. 29:6; inf.  הוֹלֵיד sfהוֹלִידוֹ ptמוֹלִיד;

hophal inf. יום הלדת "dag van de geboorte", verjaardag (Genesis 40: 20); הוּלֶדֶת Ezech. 16:4;

hitpael "zich per familie opstellen" וַיִּתְיַלְדוּ Num. 1:18;


Voorkomend in de LXX als: γυνηG1135 "vrouw, echtgenote"; κταομαιG2932 "verkrijgen, bezitten, verwerven (zich), trouwen (met een vrouw)"; μητηρG3384 "moeder"; τεκνονG5043 "teknon"; ωδινG5604 "snerpende pijn, geboorteweeen"; επισκεπτομαιG1980 "opletten, oppassen, controleren, onderzoeken"; γενεσιςG1078 "bron, oorsprong, geboorte, begin"; γεννησιςG1083 "voortbrengen, geboorte"; γεννημαG1081 "nakomelingschap"; τικτωG5088 "tiktw"; γινομαιG1096 "worden, gebeuren"; γεννητοςG1084 "verwekt, geboren";


Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

יָלַד 497 vb. bear, bring forth, beget Qal 1 bear, bring forth 2 less often beget 3 of both parents Niph. be born Pi. cause (or help) to bring forth, viz., assist or tend as midwife Pu. be born Hiph 1 beget (a father a child) 2 bear Hoph. day of one's being born = birthday Hithp. declared their pedigree

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H3205 יָלַד yâlad; a primitive root; to bear young; causatively, to beget; medically, to act as midwife; specifically, to show lineage — bear, beget, birth(-day), born, (make to) bring forth (children, young), bring up, calve, child, come, be delivered (of a child), time of delivery, gender, hatch, labour, (do the office of a) midwife, declare pedigrees, be the son of, (woman in, woman that) travail(-eth, -ing woman).

Synoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws אֲחִילוּד H286 "Achilud, Ahilud"; Hebreeuws יֶלֶד H3206 "jongeling, man jonge -, jongeling, jongens, Kind, knechtje, kind, knaap, jongen (mv)"; Hebreeuws יִלּוֹד H3209 "verwekken, geboren w/z, gewinnen"; Hebreeuws יָלִיד H3211 "die geboren waren/is, afstammelingen, geboren van, kinderen, ingeborenen"; Hebreeuws מוֹלָדָה H4137 "Moladah"; Hebreeuws מוֹלֶדֶת H4138 "native, nativity, born, begotten, kindred, issue"; Hebreeuws מוֹלִיד H4140 "Molid"; Hebreeuws תּוֹלָד H8434 "Tolad"; Hebreeuws תּוֹלְדָה H8435 "geboorteregister, geboorten, geslachtsregister";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel