H6877_ צְרִיחַ
citadel, toren, grot, kelder
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Grot, Spelonk, kasteel, vesting,

Statistieken

Komt 4x voor in 2 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

ṣǝrîaḥ, zn. mnl.; I) gerelateerd aan het Arab. ṣarḥ "toren", Ethiop. ṣerḥ "opperkamer" (E. Klein, p. 556), vergl. צֹר H6864 "rots"; II) afgeleid van צָרַח H6873 (TWOT 1969a), gerelateerd aan het Arab. ḍarīḥ "graven, hol", Nab. צְרִיחָא "kamer in grafkelder" (E. Klein, p. 556).


In alle gevallen in de Bijbel gebruikt als een schuilplaats (Richt. 9:46, 49; 1 Sam. 13:6 †);

I) צֽרִֽיחַx1) toren, citadel (Richt. 9:46, 49; E. Klein, p. 556), versterkte toren, versterking (Richt. 9:46, 49; 1 Sam. 13:6; NBV), cf. ὀχύρωμα (Richt. 9:46, 49 LXX); 2) Ivr. kasteel, toren (bij schaken; E. Klein, p. 556; J. Pimentel, p. 378), minaret (J. Pimentel, p. 378);

II) צְרִֽיחַx1) grot, kelder (1 Sam. 13:6; TWOT 1969a; P. Broers, p. 319; E. Klein, p. 556), cf. βοθροις (1 Sam. 13:6 LXX); grafkamer (1 Sam. 13:6; NBV, NBV21), gewelf (Richt. 9:46, 49; NBV21);



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

צְרִיחַ n.[m.] perh. excavation, underground chamber

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H6877 צְרִיחַ tsᵉrîyach; from 6873 in the sense of clearness of vision; a citadel — high place, hold.

Synoniemen, homoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws צָרַח H6873 "cry, roar";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen