Job 10:14 | Indien ik zondig, zo zult Gij mij waarnemen, en van mijn misdaad zult Gij mij niet onschuldig houden. |
Job 24:19 | De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; [alzo] het graf [dergenen, die] gezondigd hebben. |
Job 31:30 | (Ook heb ik mijn gehemelte niet toegelaten te zondigen, mits door een vloek zijn ziel te begeren). |
Job 33:27 | Hij zal de mensen aanschouwen, en zeggen: Ik heb gezondigd, en het recht verkeerd, hetwelk mij niet heeft gebaat; |
Job 34:37 | Want tot zijn zonde zou hij nog overtreding bijvoegen; hij zou onder ons in de handen klappen, en hij zou zijn redenen vermenigvuldigen tegen God. |
Job 35:6 | Indien gij zondigt, wat bedrijft gij tegen Hem? Indien uw overtredingen menigvuldig zijn, wat doet gij Hem? |
Job 41:16 | Van zijn verheffen schromen de sterken; om [zijner] doorbrekingen wille ontzondigen zij zich. |
Psalm 32:1 | Een onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. |
Psalm 32:5 | Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela. |
Psalm 38:4 | Er is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uw gramschap; er is geen vrede in mijn beenderen, vanwege mijn zonde. |
Psalm 38:19 | Want ik maak [U] mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde. |
Psalm 39:2 | Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is. |
Psalm 41:5 | Ik zeide: O HEERE! wees mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd. |
Psalm 51:4 | Was mij wel van mijn ongerechtigheid, en reinig mij van mijn zonde. |
Psalm 51:5 | Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij. |
Psalm 51:6 | Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, [en] rein zijt in Uw richten. |
Psalm 51:7 | Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen. |
Psalm 59:4 | Want zie, zij leggen mijner ziel lagen; sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding, en zonder mijn zonde, o HEERE! |
Psalm 59:13 | [Om] de zonde huns monds, [om] het woord hunner lippen; en laat hen gevangen worden in hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, [die] zij vertellen. |
Psalm 78:17 | Nog voeren zij wijders voort tegen Hem te zondigen, verbitterende den Allerhoogste in de dorre wildernis. |