Zonde

Bijbelteksten

Psalm 78:32Boven dit alles zondigden zij nog, en geloofden niet, door Zijn wonderen.
Psalm 103:10Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.
Psalm 106:6Wij hebben gezondigd, mitsgaders onze vaderen, wij hebben verkeerdelijk gedaan; wij hebben goddelooslijk gehandeld.
Psalm 109:7Als hij gericht wordt, zo ga hij schuldig uit, en zijn gebed zij tot zonde.
Psalm 109:14De ongerechtigheid zijner vaderen worde gedacht bij den HEERE, en de zonde zijner moeder worde niet uitgedelgd.
Psalm 119:11Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
Spreuken 8:36Maar die [tegen] Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben den dood lief.
Spreuken 10:16Het werk des rechtvaardigen is ten leven; de inkomst des goddelozen is ter zonde.
Spreuken 14:34Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien.
Spreuken 19:2Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig is, zondigt.
Spreuken 21:4Hoogheid der ogen, en trotsheid des harten, [en] de ploeging der goddelozen, zijn zonde.
Spreuken 24:9De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel.
Prediker 5:5Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees zou doen zondigen; en zeg niet voor het aangezicht des engels, dat het een dwaling was; waarom zou God grotelijks toornen, om uwer stemme wille, en verderven het werk uwer handen?
Prediker 7:20Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet, en niet zondigt.
Jesaja 5:18Wee dengenen, die de ongerechtigheid trekken met koorden der ijdelheid, en de zonde als [met] dikke wagenzelen!
Jesaja 6:7En hij roerde mijn mond daarmede aan, en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd; alzo is uw misdaad [van u] geweken, en uw zonde is verzoend.
Jesaja 27:9Daarom zal daardoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden, en dit is de ganse vrucht, dat Hij deszelfs zonde zal wegdoen, wanneer Hij al de stenen des altaar maken zal als verstrooide kalkstenen, de bossen en de zonnebeelden zullen niet bestaan.
Jesaja 30:1Wee den kinderen, die afvallen, spreekt de HEERE, om een raadslag te maken, maar niet uit Mij, en om [zich] met een bedekking te bedekken, maar niet [uit] Mijn Geest, om zonde tot zonde te doen;
Jesaja 31:7Want te dien dage zullen zij verwerpen, een ieder zijn zilveren afgoden en zijn gouden afgoden, welke u uw handen [tot] zonde gemaakt hadden;
Jesaja 42:24Wie heeft Jakob tot een plundering overgegeven, en Israel den rovers? Is het niet de HEERE, Hij, tegen Wien wij gezondigd hebben? Want zij wilden niet wandelen in Zijn wegen, en zij hoorden niet naar Zijn wet.

Hadderech