Job 8:9 | Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. |
Job 12:25 | Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard. |
Psalm 57:7 | Zij hebben een net bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor mijn aangezicht gegraven; zij zijn er midden in gevallen. Sela. |
Psalm 91:12 | Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot. |
Spreuken 13:25 | De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben. |
Spreuken 16:18 | Hovaardigheid is voor de verbreking, en hoogheid des geestes voor den val. |
Spreuken 17:28 | Een dwaas zelfs, die zwijgt, zal wijs geacht worden, [en] die zijn lippen toesluit, verstandig. |
Spreuken 26:27 | Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren. |
Spreuken 27:10 | Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is. |
Prediker 1:2 | Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. |
Prediker 12:8 | Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; het is al ijdelheid! |
Jeremia 19:8 | En Ik zal deze stad zetten tot een ontzetting en tot een aanfluiting; al wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten en fluiten over al haar plagen. |
Ezechiel 16:44 | Zie, een ieder, die spreekwoorden gebruikt, zal van u een spreekwoord gebruiken, zeggende: Zo de moeder is, is haar dochter. |
Daniel 5:26 | Dit is de uitlegging dezer woorden: MENE; God heeft uw koninkrijk geteld, en Hij heeft het voleind. |
Daniel 5:27 | TEKEL; gij zijt in weegschalen gewogen; en gij zijt te licht gevonden. |
Jona 1:15 | En zij namen Jona op, en wierpen hem in de zee. Toen stond de zee [stil] van haar verbolgenheid. |
Mattheus 4:4 | Doch Hij, antwoordende, zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat. |
Mattheus 5:3 | Zalig [zijn] de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. |
Mattheus 5:37 | Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze. |
Mattheus 6:24 | Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon. |