Zomer
θέρος G2330 "zomer", מְקֵרָה H4747 "zomer", קוּץ H6972 "zomer", קַיִט H7007 "zomer", קַיִץ H7019 "zomer, zomer fruit",

Zie ook: Seizoenen, Winter,

Het klimaat van Israël is in het algemeen subtropisch van aard en kent slecht twee seizoenen; de warme, droge zomer en de koele, vochtige winter.

De periode van begin mei tot eind oktober kan men dan tot de zomer rekenen. Deze periode wordt bepaald door een lagedrukgebied boven de Perzische Golf en een hogedrukgebied bij de Azoren, welke beiden zorgen voor een constante hete luchtstroom die bijna zonder onderbreking vanuit Turkije wordt aangevoerd richting het oostelijk gedeelte van de Middellandse Zee. Hierdoor is het weer over het algemeen droog, zonder regenbuien en vrij eentonig.

Verder is een bepaalde dag in het seizoen in dit gebied niet overal hetzelfde, door de invloeden van de zee in het westen en de woestijn in het oosten, en het feit dat het gebied nog eens gescheiden wordt door een bergketen, zorgt ervoor dat het klimaat per locatie kan variëren. Door deze factoren lopen de grenzen tussen de vruchtbare gedeeltes, de steppe en de woestijn dan ook zeer grillig.

Door de geografie van het land en de hierboven genoemde factoren zijn de temperaturen plaatselijk nogal verschillend. Zo is er in de zomer, aan de kust een gemiddelde temperatuur van 29° C., terwijl deze meer binnenlands, in het Jordaandal gemiddeld 39° C. is. Daarnaast is de temperatuur in het noorden op de Golan-vlakte weer een stuk koeler, terwijl we de heetste gebieden vinden in het dal van de Dode Zee en de Araba Vallei.

Naast de temperatuur is ook de wind een belangrijke factor. Doordat de temperatuur boven land sneller warm wordt dan boven zee, ontstaat er overdag een zeewind (van west naar oost), terwijl 's nachts een tegengestelde wind ontstaat, doordat de temperatuur boven land dan sneller afkoelt dan boven zee.

Hoewel de eigenlijke zomer geen regen kent, bezit de aangevoerde lucht uit zee een voldoende vochtigheidsgraad, voor het ontstaan van dauw. Dauw ontstaat als door de nachtelijke afkoeling de vochtige lucht zijn verzadigingspunt bereikt, waardoor mistbanken ontstaan. Het vocht veranderd door de condensvorming tot druppels op de bladeren van de planten en bomen. Op de woestijngebieden na, profiteert het hele land van deze dauwvorming, met uitzondering van de echte woestijngebieden. Dat men ten tijde van de Bijbel hiermee bekend was blijkt uit de verschillende teksten: "Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw" (Spr. 3: 20) en "Daarom zullen zij zijn als een morgenwolk, en als een vroeg komende dauw, die henen gaat" (Hos. 13: 3). Dat de groei van de planten voor een grotendeel hiervan afhankelijk zijn, tijdens de droge zomermaanden, blijkt uit "Ik zal Israël zijn als de dauw; hij zal bloeien als de lelie, en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon" (Hos. 14: 6).

Een laatste factor die invloed heeft op het zomerweer, is de Sarab. Onder invloed van de woestijn duikt periodiek een hete woestijnwind op welke uit het oosten komt en Sarab (Hebr.) of Hamsin (Arab.) wordt genoemd. Deze wind wordt ook wel verward met de Sirocco.

De Sarab is voornamelijk actief in de maanden april en mei en kan worden gezien als scheiding tussen de winter en de zomer. Het is een hete en droge woestijnwind die gewoonlijk drie tot zeven dagen aanhoudt. De oorzaken van deze Sarab zijn nog onbekend; de klimatologische omstandigheden diep in de woestijn zijn nog onvoldoende vastgelegd. Wanneer de Sarab heerst, is de vochtigheidsgraad van de lucht abnormaal laag en de temperatuur stijgt tot boven het gemiddelde (temperaturen > 40° Celsius). De lucht hangt vol fijn stof, zodat de Zon slecht vaag tot niet te zien is. Tijdens de Sarab kan het vochtgehalte in de lucht dalen tot 30% of lager, terwijl het draaglijke en ideale vochtgehalte voor de mens tussen de 40% en 75% ligt. De droge ozon-lage lucht is vermoeiend en heeft een ondraaglijk karakter, bij de mens veroorzaakt het hoofdpijn en slapeloosheid en maakt iedere vorm van arbeid moeizaam. Men heeft het gevoel of men in een oven leeft. Het einde van deze onaangename dagen komt, wanneer de wind plotseling naar het westen draait en de vochtigheidsgraad stijgt. De temperatuur daalt en de lucht wordt weer helder. Wanneer dit in het najaar gebeurt, dan volgt vaak spoedig de eerste regen.

Hoewel de overeenkomsten tussen de Sarab en de Sirocco groot zijn, is het voornaamste verschil dat de Sirocco uit de Sahara komt en de Sarab uit de Arabische woestijnen. Tijdens de hete dagen veroorzaakt de wind kleine wervelwinden, ook wel genoemd "dansende djinns" (Arab. duivels), of “dust devils”, als de wind verder aanwakkert ontstaat de Sirocco, ook wel Simoon of Harmattan genoemd, en geselt de aarde. De lucht vol met fijn stof en zand verduistert de zon en kan vele dagen aanhouden. Door de hitte is het mogelijk dat de rotsachtige bodem splijt en zodoende kleine aardbevingen veroorzaakt.

In de Bijbel komen we deze woestijnwind tegen in Jesaja: "Zij zullen niet hongeren, noch dorsten, en de hitte en de zon zal hen niet steken; want hun Ontfermer zal ze leiden, en Hij zal hen aan de springaders der wateren zachtjes leiden" (Jes 49: 10).