Hebreeuws (Hebreeuws עִבְרִית, Grieks Ἑβραΐς G1446) de taal waarin het merendeel van het Oude Testament in is geschreven. De naam Hebreeuwse taal komt niet voor in het Oude Testament, daarvoor in de plaats staat taal van Kanaän, of taal van de Judeeërs (Gesenius' Hebrew Grammar, §2a: The name Hebrew language (לָשׁוֹן עִבְרִית γλῶσσα τῶν Ἑβραίων, ἑβραϊστί) does not occur in the Old Testament itself. Instead of it we find in Is 19:18 the term language of Canaan, and יְהוּדִית in the Jews’ language 2 K 18:26,28 (cf. Is 36:11,13) Neh 13:24. In the last-cited passage it already agrees with the later (post-exilic) usage, which gradually extended the name Jews, Jewish to the whole nation, as in Haggai, Nehemiah, and the book of Esther).
In het Oude Testament wordt een aantal keren benadrukt dat met Joods of Hebreeuws sprak (יְהוּדִית H3066; 2 Kon. 18:26, 28; 2 Kron. 32:18; Neh. 13:24; Jes. 36:11, 13 †).
Omdat het Oude Testament boeken bevat die over honderden jaren heen zijn samengesteld is het te verwachten dat ook hier we verschillen zien. In 2 Koningen 4 zien we diverse verbeteringen aangebracht door de Masoreten en welke lijken of ze een oud dialect hebben geprobeerd te corrigeren (2 Kon. 4:2, 3, 5, 7, 16, 23, 34).
Dit is het schrift welke men voor de Babylonische ballingschap gebruikte en bij archeologische opgravingen zijn diverse (korte) teksten gevonden met dit schrift. Bekende teksten zijn de boerenkalender uit Gezer (10de eeuw v.C.), het opschrift van de Siloamtunnel, ook wel tunnel van Hizkia genoemd (700 v.C.) en de zogeheten Lachisbrieven (ostraca met administratieve notities uit de tijd kort voor de val van Jeruzalem in 587 v.C.).
Daarnaast zien we bij de Dode Zee-rollen dat de Godsnaam (יהוה kwadraatschrift יהוה H3068) ook regelmatig in dit schrift is geschreven (cf. Ps. 93:1; 101:8; Jes. 26:4; Hab. 2:2; Dr. A.H. Edelkoort, "De handschriften van de Dode Zee", Bosch & Keuning N.V., Baarn, p. 67).
Het bekende Hebreeuwse kwadraatschrift werd tussen 250 v.C. en 100 v.C. ontwikkeld en is van het Aramees afgeleid (J.P. Lettinga, §1a) en ook tegenwoordig nog in gebruik.
Vaak wordt gesteld dat het Hebreeuws een dode taal was die pas in de 19de eeuw weer tot leven kwam. Als men als definitie gebruikt dat "Een dode taal is een taal die in het dagelijks leven door niemand meer als voertaal wordt gebruikt" dan zijn daar enkele kanttekeningen bij te plaatsen. In tegenstelling tot veel andere dode talen, zoals het Akkadisch, Babylonisch, etc., blijkt dat het Hebreeuws altijd in meer of mindere mate is gebruikt. Zei het meer als een soort pidgintaal waarin de Joden uit de diverse gebieden met elkaar communiceerden (Jerusalem Post, Revival of the Hebrew language), naast dat het vooral ook een literaire taal was.
Zo zien we dat vanaf de 2de eeuw de Mishna, die tot dan toe steeds mondeling werd overgeleverd, in boekvorm werd opgesteld. Het Mishna-Hebreeuws kan worden onderverdeeld in het eigenlijke Mishna-Hebreeuws (ook wel Tannaitisch Hebreeuws, Vroeg-Rabbijns-Hebreeuws of Mishna-Hebreeuws I genoemd), wat een gesproken taal was, en het Amoraïsch Hebreeuws (ook wel Laat-Rabbijns-Hebreeuws of Mishna-Hebreeuws II genoemd), dat slechts een literaire taal was.
Professor M.H. Segal van de Hebreeuwse Universiteit suggereerde al in 1909 dat het Hebreeuws van de Mishna de eigenschappen vertoonde van een levende taal en dat de Joden in de tijd van Jezus het Hebreeuws gebruikten als hun primaire spreek- en schrijftaal. Segal bleek gelijk te hebben toen de brieven van Bar Kochba werden gevonden, die in het Hebreeuws waren opgesteld (The Biblical Archaeologist, Vol. 24, No. 3 (Sep., 1961), p. 93).
Deze taal komt vooral voor in het grootste deel van de Mishna (משנה, gepubliceerd rond 200 n.C.) en de Tosefta in de Talmoed, en in enkele van de Dode Zee-rollen, met name de Koperen Rol en de Bar Kochba-brieven. Echter in minder dan een eeuw na de publicatie van de Mishna begon het Hebreeuws als gesproken taal deels in onbruik te raken. De Gemara (גמרא, circa 500 n.C.), evenals de eerdere Jeruzalem Talmoed gepubliceerd tussen 350 en 400 n.C., geven doorgaans commentaar op de Mishna en Baraitot in het Aramees. Niettemin bleef het Hebreeuws bestaan als liturgische en literaire taal in de vorm van het latere Amoraïsche Hebreeuws, dat soms voorkomt in de Gemara-tekst (A. Sáenz-Badillos, A History of the Hebrew Language, p. 170–171).
Tijdens de Middeleeuwen zien we een herleving, naast religieuze en medische literatuur (oa. van Maimonides) verschijnt er ook romantische poëzie. Zo waren in Spanje dichters als Solomon ibn Gabirol en Juda Halevi actief, wier werken een breed genre besloegen.
In de 10de eeuw lezen we in een Masoretische verhandeling – waarvan verondersteld wordt dat deze door Eli ben Yehudah ha-Nazir werd geschreven – dat de schrijver naar de Tiberias vertrok om veldwerk te verrichten in zijn onderzoek over de uitspraak van de ר resh bij de mensen op de straat (Geoffrey Khan, Encyclopedia of Hebrew Language and Linguistics, Volume 1: A‒F, p. 341).
Tijdens de Middeleeuwen en daarna evolueerde het Hebreeuws zich enerzijds aan de behoeften van het dagelijks leven als aan de religieuze praktijken. Zien we dat de taal zich verder evolueerde dan zijn rol als alleen heilige en liturgische taal en werd het de taal van de joodse literatuur, filosofie, wetenschap en juridische geschriften (A.B. Rhine, The Jewish Quarterly Review, Vol. 1, No. 3, p. 341-402; Philippe Bobichon, Controverse judéo-chrétienne en Ashkenaz (XIIIe s.). Florilèges polémiques : hébreu, latin, ancien français. Édition, traduction, commentaires, Bibliothèque de l’EPHE-SR, n°173). Middeleeuwse Hebreeuwse teksten omvatten een breed scala aan onderwerpen, waaronder poëzie, commentaren op religieuze teksten (denk aan de commentaren van Rashi) en werken op het gebied van filosofie en ethiek (Invest in History, Hebreeuws: taal van het Joodse volk). Zo zijn er sprookjes uit deze tijd overgeleverd, zoals Rabbi Yochanan en de schorpioen (13de eeuw; P. Broers, 2012) of de fabels משׁל הקדמוני "Meshal Haqadmoni" van Isaac Ibn Sahula (midden 13de eeuw). Naast vertellingen als Mishle Sendebar (13de eeuw; P. Broers, 2021) of de De reis van rabbi Nachman naar het Heilige Land (19de eeuw; A. v.d. Heide, 2023) en De reis van Rabbi Petachia van Regensburg (12de eeuw; P. Broers, 2020).
Tegelijkertijd zie we dat er dialecten ontstaan als het Asjkenazisch Hebreeuws en Sefardische Hebreeuws waarin veel leenwoorden uit de gebieden waar de Joden woonden worden overgenomen.
Ook wel Ivriet (עִבְרִית) of Nieuwhebreeuws genoemd ontstond vanaf ca. 1750 (J.P. Lettinga, Inleiding e.). Eliëzer Ben-Jehuda was de voornaamste pionier van het modern Hebreeuws, die er voor zorgde dat veel woorden, zoals trein, bioscoop, telefoon en fiets, een Hebreeuws equivalent kregen. Gevolg was dat hierdoor talen als Jiddisch en Ladino minder werden gesproken door de Joden. Na de stichting van Israël zien we dat in het Ivriet veel nieuwe woorden ontstaan die al dan niet vertalingen dan wel leenwoorden zijn uit andere talen.
Sommige medeklinkers hebben twee vormen. In de tabel hieronder is de linkervorm de sluitletter, die alleen gebruikt wordt aan het einde van een woord, dus aan de linkerkant van het woord. Deze vorm wordt ook wel sofit genoemd, bijvoorbeeld kaf sofit (ך).
Enkele medeklinkers hebben twee klanken: een harde plosief en een zachte fricatief. Als een letter een harde klank heeft, krijgt het vaak een puntje in het midden, een dagesh, die bij een zachte klank altijd ontbreekt. Soms wordt een zachte klank expliciet aangegeven met een streepje boven de letter, een rafee. Zulke letters hebben dus drie vormen: ב is zowel /b/ als /w/, met dagesh wordt het בּ en met rafee wordt het בֿ /v/.
De medeklinkers א,xי,xו en ה worden ook als matres lectionis gebruikt (J.P. Lettinga, §2).
Zie hier voor een uitgebreider overzicht van de op deze website gehanteerde transliteratie.
sluit- | letter | naam | klank | transliteratie | getalswaarde |
---|---|---|---|---|---|
א | Aleph | /glottisslag/ | ’ | 1 | |
ב | Bet | /b/ /v/ | ḇ | 2 | |
ג | Gimel | /g/ | ḡ | 3 | |
ד | Dalet | /d/ | ḏ | 4 | |
ה | He | /h/ | h | 5 | |
ו | Waw | /v/ /w/ | w | 6 | |
ז | Zajien | /z/ | z | 7 | |
ח | Chet | /x/ | ḥ | 8 | |
ט | Tet | /t/ | ṭ | 9 | |
י | Jod | /j/ | y | 10 | |
ך | כ | Kaf | /k/ /x/ | ḵ | 20 |
ל | Lamed | /l/ | l | 30 | |
ם | מ | Mem | /m/ | m | 40 |
ן | נ | Nun | /n/ | n | 50 |
ס | Samech | /s/ | s | 60 | |
ע | Ayin | /keelklank/ | ‘ | 70 | |
ף | פ | Pe | /p/ /f/ | f | 80 |
ץ | צ | Tsaddie | /ts/ | ṣ | 90 |
ק | Kof | /k/ | q | 100 | |
ר | Resh | /r/ | r | 200 | |
ש | Shin | /ʃ/ /s/ | ś / š | 300 | |
ת | Tau | /t/ | ṯ | 400 |
Volgens Jeff Benner zijn er aanwijzingen dat in het Hebreeuwse alfabet oorspronkelijk een letter ghah (overeenkomend met de Arabische letter غ ghayn) aanwezig was. Als voorbeeld haalt hij רע aan omdat dit een homoniem is dat zowel רֹעַ H7455 "slecht" (met oorspronkelijk de ghah) als רֵעַ H7453 "vriend, bloedverwant" (met de ayin) kan betekenen (J.A. Benner, p. 17). Volgens Lettinga liggen aan ח en ע twee spraakklanken ten grondslag, die in het Ugaritische en het Arabische alfabet nog worden onderscheiden met de ḫ en ḥ, respectievelijk de ʿ en de ġ (J.P. Lettinga, §1.f) en vermeldt niet een extra letter.
Zie teanim voor de cantilatietekens die onder en boven een Hebreeuws woord worden gezet.
Als voorbeeld סוּס H5483 "paard" (cf. J.P. Lettinga, §26.c):
Enkelvoud | Meervoud | |||||
1p enk. | ◌ִי | סוּסִי | mijn paard | ◌ַי | סוּסַי | mijn paarden |
2p enk. mnl. | ◌ְךָ | סוּסְךָ | jouw paard | ◌ֶיךָ | סוּסֶיךָ | jouw paarden |
2p enk. vrl. | ◌ֵךְ | סוּסֵךְ | jouw paard | ◌ַיִךְ | סוּסַיִךְ | jouw paarden |
3p enk. mnl. | ◌וֹ | סוּסוֹ | zijn paard | ◌ָיו | סוּסָיו | zijn paarden |
3p enk. vrl. | ◌ָהּ | סוּסָהּ | haar paard | ◌ֶיהָ | סוּסֶיהָ | haar paarden |
1p enk. mv. | ◌ֵנוּ | סוּסֵנוּ | ons paard | ◌ֵינוּ | סוּסֵינוּ | onze paarden |
2p mv. mnl. | ◌ְכֶם | סוּסְכֶם | jullie paard | ◌ֵיכֶם | סוּסֵיכֶם | jullie paarden |
2p mv. vrl. | ◌ְכֶן | סוּסְכֶן | jullie paard | ◌ֵיכֶן | סוּסֵיכֶן | jullie paarden |
3p mv. mnl. | ◌ָם | סוּסָם | hun paard | ◌ֵיהֶם | סוּסֵיהֶם | hun paarden |
3p mv. vrl. | ◌ָן | סוּסָן | hun paard | ◌ֵיהֶן | סוּסֵיהֶן | hun paarden |
Hebreeuwse werkwoorden worden verbogen volgens specifieke patronen, ook wel בִּנְיָנִים H1146 binyanim "constructies, bouwwerken" genoemd. Deze klinkerspatronen מִשְׁקָלִים H4948 mishkalim "gewichten", bestaande uit voorvoegsels en achtervoegsels, worden geplaatst in de (meestal) drieletterige stammen waaruit de overgrote meerderheid van de Hebreeuwse woorden zijn gemaakt.
Er zijn zeven basisvervoegingen, evenals enkele onregelmatige werkwoorden die afkomstig zijn van anderszins verouderde constructies. De traditionele demonstratiestam is פ.ע.ל H6466 "maken, doen" en kan samen met de andere verbuigingen schematisch als volgt worden aangegeven:
פעל stam |
||||||
actief | reflectief | passief | ||||
פָּעַל paal (qal) |
פִּעֵל piel |
הִפְעִיל hifil |
הִתְפַּעֵל hitpael |
הֻפְעַל hofal |
פֻּעַל pual |
נִפְעַל nifal |
oorzakelijk | ||||||
intensief | ||||||
eenvoudig |
Paradigma van het gewone sterke werkwoord op basis van קָטַל H6991 "doden" (cf. J.P. Lettinga, §44; J. Cohen, §27):
qal | nifal | piel | pual | hitpael | hifil | hofal | ||
קָטַל | נִקְטַל | קִטֵּל | קֻטַּל | הִתְקַטֵּל | הִקְטִיל | הָקְטַל | ||
hij doodde | hij werd gedood | hij vermoordde | hij werd vermoord | hij vermoordde zich | hij liet doden | hij werd op bevel gedood | ||
pf. | 1p enk. | קָטַלְתִּי | נִקְטַלְתִּי | קִטַּלְתִּי | קֻטַּ֫לְתִּי | הִתְקַטַּלְתִּי | הִקְטַ֫לְתִּי | הָקְטַ֫לְתִּי |
2p enk. mnl. | קָטַלְתָּ | נִקְטַלְתָּ | קִטַּלְתָּ | קֻטַּ֫לְתָּ | הִתְקַטַּלְתָּ | הִקְטַ֫לְתָּ | הָקְטַ֫לְתָּ | |
2p enk. vrl. | קָטַלְתְּ | נִקְטַלְתְּ | קִטַּלְתְּ | קֻטַּלְתְּ | הִתְקַטַּלְתְּ | הִקְטַלְתְּ | הָקְטַלְתְּ | |
3p enk. mnl. | קָטַל | נִקְטַל | קִטֵּל | קֻטַּל | הִתְקַטֵּל | הִקְטִיל | הָקְטַל | |
3p enk. vrl. | קָטְלָה | נִקְטְלָה | קִטְּלָה | קֻטְּלָה | הִתְקַטְּלָה | הִקְטִ֫ילָה | הָקְטְלָה | |
1p mv. | קָטַלְנוּ | נִקְטַלְנוּ | קִטְּלוּ | קֻטַּ֫לְנוּ | הִתְקַטַּלְנוּ | הִקְטַ֫לְנוּ | הָקְטַ֫לְנוּ | |
2p mv. mnl. | קְטַלְתֶּם | נִקְטַלְתֶּם | קִטַּלְתֶּם | קֻטַּלְתֶּם | הִתְקַטַּלְתֶּם | הִקְטַלְתֶּם | הָקְטַלְתֶּם | |
2p mv. vrl. | קְטַלְתֶּן | נִקְטַלְתֶּן | קִטַּלְתֶּן | קֻטַּלְתֶּן | הִתְקַטַּלְתֶּן | הִקְטַלְתֶּן | הָקְטַלְתֶּן | |
3p mv. | קָטְלוּ | נִקְטְלוּ | קִטְּלוּ | קֻטְּלוּ | הִתְקַטְּלוּ | הִקְטִ֫ילוּ | הָקְטְלוּ | |
ipf. | 1p enk. | אֶקְטֹל | אֶקָּטֵל | אֲקַטֵּל | אֲקֻטַּל | אֶתְקַטֵּל | אַקְטִיל | אָקְטַל |
2p enk. mnl. | תִּקְטֹל | תִּקָּטֵל | תְּקַטֵּל | תְּקֻטַּל | תִּתְקַטֵּל | תַּקְטִיל | תָּקְטַל | |
2p enk. vrl. | תִּקְטְלִי | תִּקָּֽטְלִי | תְּקַטְּלִי | תְּקֻטְּלִי | תִּתְקַטְּלִי | תַּקְטִ֫ילִי | תָּקְטְלִי | |
3p enk. mnl. | יִקְטֹל | יִקָּטֵל | יְקַטֵּל | יְקֻטַּל | יִתְקַטֵּל | יַקְטִיל | יָקְטַל | |
3p enk. vrl. | תִּקְטֹל | תִּקָּטֵל | תְּקַטֵּל | תְּקֻטַּל | תִּתְקַטֵּל | תַּקְטִיל | תָּקְטַל | |
1p mv. | נִקְטֹל | נִקָּטֵל | נְקַטֵּל | נְקֻטַּל | נִתְקַטֵּל | נַקְטִיל | נָקְטַל | |
2p mv. mnl. | תִּקְטְלוּ | תִּקָּֽטְלוּ | תְּקַטְּלוּ | תְּקֻטְּלוּ | תִּתְקַטְּלוּ | תַּקְטִ֫ילוּ | תָּקְטְלוּ | |
2p mv. vrl. | תִּקְטֹ֫לְנָה | תִּקָּטַ֫לְנָה | תְּקַטֵּ֫לְנָה | תְּקֻטַּ֫לְנָה | תִּתְקַטֵּ֫לְנָה | תַּקְטֵ֫לְנָה | תָּקְטַ֫לְנָה | |
3p mv. mnl. | יִקְטְלוּ | יִקָּֽטְלוּ | יְקַטְּלוּ | יְקֻטְּלוּ | יִתְקַטְּלוּ | יַקְטִ֫ילוּ | יָקְטְלוּ | |
3p mv. vrl. | תִּקְטֹ֫לְנָה | תִּקָּטַ֫לְנָה | תְּקַטֵּ֫לְנָה | תְּקֻטַּ֫לְנָה | תִּתְקַטֵּ֫לְנָה | תַּקְטֵ֫לְנָה | תָּקְטַ֫לְנָה |
Aangemaakt 14 mei 2005, laatst bijgewerkt 23 juni 2024