Samaritanen
Σαμαρείτης G4541 "Samaritaan", Σαμαρεῖτις G4542 "Samaritaanse vrouw", שֹׁמרֹנִי H8118 "Samaritanen",

Zie ook: Samaria, Samaritaanse Pentateuch, Samaritaanse vrouw,

De hedendaagse Samaritanen zijn een kleine, uit ongeveer 750 leden, etno-religieuze gemeenschap in Israël (Pummer, The Samaritans). Het zijn de laatste nakomelingen van de ballingen die de Assyriërs in 722 v.C. naar Israël werden gestuurd om daar te gaan wonen in de plaatsen van de eerder in ballingschap weggevoerde Joden.

De weinig tegenwoordige Samaritanen wonen voornamelijk in Holon en in Kiryat Luza (bij Nablus, het Bijbelse Samaria).

Inhoud

Bijbel

De Samaritanen zijn afstammelingen van de Dinaïeten, Afarsatieten, Tarpelieten, Afarsieten, Archavieten, Babyloniërs en Elamieten (uit Susa) die in ballingschap naar het gebied van het koninkrijk Israël zijn afgevoerd (Ezra 4:9-10) en zich daar vermengden met de achtergebleven Joden. Ze werden niet geaccepteerd door de later teruggekeerde Joodse ballingen, waardoor ze als tweederangs burgers in een geïsoleerde gemeenschap in het land bleven wonen.

Dit komt in het Nieuwe Testament vooral naar voren in de gelijkenis van de "barmhartige Samaritaan" (Luk. 10:25-37), waar deze Samaritaan wordt afgezet tegen een priester en een leviet. Mogelijk bedoelde Jezus zichzelf met de Samaritaan omdat de Joden Hem daarmee vergeleken (Joh. 8:48).

Regelmatig lezen we dat de toenmalige Joden het gebied waar de Samaritanen woonden meden en via een omweg, langs de oostelijke kant van de Jordaan, naar Jeruzalem afreisden, dit in tegenstelling tot Jezus die er wel doorheen trok (Luk. 17:11; Joh. 4:4ev.). Hoewel er ook een vermelding is dat Jezus niet werd toegelaten in een Samaritaans dorp (Luk. 9:52-53) omdat Hij op weg was naar Jeruzalem.


Terminologie

De Samaritanen noemen zichzelf de שוֹמְרִים samerim "bewakers van de Tora", van het Hebreeuws שומרוניםshomronim van שָׁמַר shamar H8104 "bewaken" (Gesenius).


Taal en schrift

In de 4de eeuw v. C. ontwikkelen de Samaritanen hun eigen taal, het Samaritaans Aramees, welke behoort tot het Westelijk Aramees en tegenwoordig bijna alleen nog wordt gebruikt voor hun liturgie. In de 10de tot de 12de eeuw n.C. werd de taal vermengd met het Arabisch van de toenmalige overheersers (Ben-Ḥayyim Ze'ev, p. 29). Ben-Haim Ze'ev heeft aangetoond dat het moderne Samaritaans niet erg afwijkend is als die in de tijd van de tweede tempel (Florentin, p. 4).

De taal kwam voor het eerst onder de aandacht van de westerse wereld met de publicatie van het manuscript van de Samaritaanse Pentateuch in 1631 door Jean Morin (Exercitationes ecclesiasticae in utrumque Samaritanorum Pentateuchum, 1631).

Hun schrift is een direct afgeleide van het paleo-Hebreeuws en lijkt erg op het schrift op de vele gevonden munten uit het oude Israël (Herbermann, Charles, Catholic Encyclopedia "Samaritan Language and Literature", 1913).


Godsdienst

In eerste instantie aanbaden de Samaritanen meerdere goden (2 Kon. 17:29). Later gingen ze over op het monotheïsme welke leek op die van het Jodendom en maakten op de Gerizim een tempel, die door Johannes I Hyrcanus in 128 v.C. werd verwoest. Desniettemin bleven de Samaritanen die plek, tot op de dag van vandaag, als hun heiligdom zien (cf. Joh. 4:20). Om hun eredienst op de berg Gerizim te rechtvaardigen, veranderden zij het woord Ebal van Mozes' opdracht in Gerizim (Deut. 27:4). Ook zijn zij van mening dat het niet uitgevoerde offer van Izaäk door Abraham plaats heeft gevonden op de berg Gerizim en niet op de berg Moriah (Genesis 22:2, 14).

Feesten

Bekend is tegenwoordig vooral hun jaarlijkse viering van Pesach, waarbij het de gewoonte is om een lam te offeren en het hele ritueel staat dichter bij de instellingen, zoals we die in de Bijbel lezen, dan de huidige Joodse viering.

Religieuze geschriften

De Samaritanen erkennen alleen de vijf boeken van Mozes als gezaghebbend.


Verhoudingen met andere religies

Afhankelijk in welke periode de Samaritanen leefden waren er meer of minder fricties met de Joden, christenen en moslims. Zie het hoofdstuk Geschiedenis waar een en ander verder wordt uitgelegd.

Christenen

Werden ze in eerste instantie getolereerd door de christenen, na de Samaritaanse opstanden waren de verhoudingen behoorlijk verkoeld. Pas tijdens de Kruistochten werden ze als tweederangsburgers getolereerd en mogelijk misschien begunstigd omdat ze volgzaam waren en positief in het Nieuwe Testament waren omschreven.

Joden

Ten tijde van de Hasmoneeën werden ze aangevallen en in 128 v.C. werd hun tempel verwoest. In het boek van Jesua ben Elazar ben Sira (~ 190 v.C.) wordt de haat van de Joden richting de Samaritanen reeds beschreven "Over twee volken is mijn ziel verstoord, en het derde is geen volk: Die hun zitplaats hebben op de berg van Samaria, en lieden die in der Filistijnen land wonen, en het dwaze volk dat te Sichem woont." (Jezus Sirach 50:25-26). Terwijl ook in de Dode Zee-rollen 4Q371 en 4Q372 er mogelijk soortgelijke polemieken zijn (cf. J. Bourgel, p. 392ev.).

In de Nieuwtestamentische periode zijn er vanuit de Bijbel aanwijzingen dat ze door de Joden werden gemeden. Ook Josephus meldt in de eerste helft van de eerste eeuw talloze gewelddadige confrontaties tussen Joden en Samaritanen (M.A. Powell, hfd. 1). Verder komen ze ook in de Misjna er niet goed af: "Whoever eats bread [baked] by Samaritans is like one who eats the flesh of a pig." (Mishnah Sheviit 8.10).

Pas met het Brits Mandaat Palestina en de stichting van de staat Israël worden de verhoudingen beter, en er zijn zelfs gevallen bekend dat de Samaritanen trouwden met Joden.

Moslims

Onder de heerschappij van de moslims werd het aantal Samaritanen gedecimeerd tot er ongeveer nog 100 over waren.


Geschiedenis

Assyrische ballingschap

Tijdens de Assyrische ballingschap werd een deel van het noordelijk koninkrijk gedeporteerd. Terwijl groepen uit andere landen (Ezra 4:9-10; 2 Kon. 17:29-31) naar het gebied werden gestuurd en zich vermengden met de achterblijvers.

Perzische periode

We weten dat Kores, koning van Perzië, toestemming gaf aan de Joodse ballingen om terug te keren en een tempel te bouwen (2 Kron. 36:22-23). We lezen dat het "volk van het land", waarmee vermoedelijk de Samaritanen worden bedoeld, aanbieden om hen te helpen met de bouw van de tempel (Ezra 4:2) en dat dit door Zerubbabel wordt geweigerd (Ezra 4:3). Vervolgens lezen we dat ze de teruggekeerde ballingen tegenwerken (Ezra 4:4ev.) en er een verdere vervreemding ontstond tussen de Samaritanen en de teruggekeerde Joden, met als gevolg dat de Samaritanen uiteindelijk hun eigen tempel bouwden op de berg Gerizim, in de buurt van Sichem.

Helleense tijdperk

Antiochus IV Epiphanes was van 175 tot 163 v.C. de machthebber van het Seleucidische rijk. Zijn beleid was om zijn hele koninkrijk te Helleniseren en religieuze naleving te standaardiseren. Volgens 1 Makkabeeën 1: 41-50 verklaarde hij  zichzelf de incarnatie van de Griekse god Zeus en droeg hij de dood op aan iedereen die weigerde hem te aanbidden (168 v.C.). De Samaritaanse tempel te Sichem werd hernoemd in de tempel van Jupiter Xenius (2 Mak. 6:2) of tempel van Jupiter Hellenius (Fl. Josephus, Historiën, 12.5).

Tijdens de Hellenistische periode was Samaria grotendeels verdeeld tussen een Helleniserende groepering in Samaria (Sebastaea) en een vrome groepering in Sichem en omliggende landelijke gebieden, geleid door de Hogepriester. Samaria was een grotendeels autonome staat die slechts in naam afhankelijk was van het Seleucidische rijk tot ongeveer 113 v.C.. Niet veel later in 128 v.C. vielen de Hasmoneeën, onder leiding van hogepriester-koning Johannes I Hyrcanus, Samaria binnen en verwoestten de tempel te Sichem. Slechts enkele restanten zijn van de dag nog teruggevonden.

Romeinse en Byzantijnse tijdperk

Onder het Romeinse Rijk werd Samaria een deel van het Herodiaanse koninkrijk en met afzetting van de Herodiaanse etnarch Herodes Archelaüs in het begin van de 1ste eeuw n.C. werd Samaria een deel van de Romeinse provincie Judaea. Het is uit deze periode dat we in het Nieuwe Testament regelmatig over de Samaritanen lezen (zie alinea Bijbel).

Na de Bar Kochba opstand (132-136 n.C.) werd de tempel te Sichem herbouwd. Na de periode van de Joodse Opstanden, was de eerder dominerende Joodse gemeenschap bijna uitgestorven in Judaea en de kuststrook. Alleen in het zuidelijke deel van Judea, Galilea en Basan was nog een meerderheid. De Samaritanen en Byzantijnse christenen vulden dit vacuüm in de centrale regio's van Judea en de kust aan, terwijl Nabateeërs en christelijke Ghassanid-Arabieren zich in de overige gebieden vestigden.

Tijdens het bewind van de Oost-Romeinse keizer Zeno (474-475 en 476-491), namen de spanningen tussen de christelijke gemeenschap en de Samaritanen in Neapolis (Sichem) dramatisch toe. Volgens Samaritaanse bronnen vervolgde Zeno, die de bronnen "Zait de koning van Edom" noemen, de Samaritanen zonder genade.

In 484 kwamen de Samaritanen in opstand, opgehitst door geruchten dat de christenen de overblijfselen van Aarons zonen en kleinzonen Eleazar, Ithamar en Phinehas wilden overbrengen. Samaritanen reageerden door de kathedraal van Neapolis binnen te gaan, de daar aanwezige christenen te doden en de vingers van de bisschop Terebinthus af te snijden. De Samaritanen kozen Justa (of Justasas) als hun koning en verhuisden naar Caesarea, waar een opmerkelijke Samaritaanse gemeenschap woonde. Daar werden veel christenen gedood en de St. Procopiuskerk werd vernietigd. Justa vierde de overwinning met spelen in het circus (E. Kohen, p. 26-27).

Volgens John Malalas, Asclepiades, de dux Palaestinae (commandant van de Limes Arabicus-troepen van de provincie), wiens eenheden werden versterkt door de in Caesarea gevestigde Arcadiani van lestodioktes (politiechef) Rheges, versloeg Justa, doodde hem en stuurde zijn hoofd naar Zeno (E. Kohen, p. 26-31).

Uiteindelijk onder een charismatische messiaanse figuur genaamd Julianus ben Sabar (of ben Sahir), lanceerden de Samaritanen een oorlog, soms aangeduid als de laatste Samaritaanse opstand (529-531), om hun eigen onafhankelijke staat te creëren (E. Kohen, p. 26-31; Procopius, Secret History 11.24). Dit was misschien wel de meest gewelddadige onder alle de Samaritaanse opstanden. Na massale rellen te Scythopolis en op het Samarische platteland konden de rebellen Neapolis snel veroveren en kwam Ben Sabar naar voren als hun leider en werd tot hun koning uitgeroepen. Ben Sabar volgde een strikt antichristelijk beleid: de bisschop van Neapolis en vele priesters werden vermoord en hij vervolgde de christenen, vernietigde kerken en organiseerde guerrillaoorlogvoering op het platteland, waardoor de christenen werden weggejaagd. Als reactie werden troepen van de dux Palaestinae, gecombineerd met eenheden van lokale gouverneurs en de Arabische Ghylanid-phylarch, uitgezonden om de opstand aan te pakken. Ben Sabar werd omsingeld en verslagen nadat hij zich met zijn troepen uit Neapolis had teruggetrokken. Na zijn gevangenneming werd hij onthoofd en zijn hoofd, gekroond met een diadeem, werd naar keizer Justinianus gestuurd. In 531 was de opstand neergeslagen en tienduizenden Samaritanen stierven of werden tot slaaf gemaakt, met hun dodental mogelijk tussen 20.000 en 100.000 (E. Kohen, p. 26-31).

In 578-579 was er nog een opstand die net zo bloedig werd neergeslagen (John of Ephesus, Ecclesiastical History 3.27; Livius.org, Samaritans).

Islam

Hoewel aanvankelijk de godsdienstvrijheid werd gegarandeerd na de islamitische verovering van Palestina, daalde het aantal Samaritanen verder als gevolg van slachtingen en gedwongen bekeringen. Met name tijdens de late Abbasidische periode werden ze zeer zwaar vervolgd. De kenmerkende rode mutsen stammen mogelijk af van een bevel die in deze tijd is gegeven door Abbasid-kalief al-Mutawakkil (847-861 n.C.) dat vereist dat niet-moslims worden onderscheiden van moslims.

Kruistochten

Tijdens de Kruistochten waren Samaritanen, net als de andere niet-Latijnse christelijke inwoners van het Koninkrijk Jeruzalem, tweederangsburgers, maar ze werden getolereerd en misschien begunstigd omdat ze volgzaam waren en positief in het Nieuwe Testament waren omschreven.

Ottomaanse heerschappij

De meerderheid van de Samaritaanse bevolking in Damascus werd afgeslacht of bekeerd tot de islam tijdens het bewind van de Ottomaanse Pasha Mardam Beq in de vroege 17de eeuw. De overlevenden verhuisden, met name de Danafi-familie, die vandaag nog steeds invloedrijk is, terug naar Nablus.

De Nablus-gemeenschap heeft het doorstaan omdat de meeste overlevenden uit diaspora zijn teruggekeerd en tot op de dag van vandaag een kleine aanwezigheid hebben behouden. In 1624 stierf de laatste Samaritaanse hogepriester uit de lijn van Eleazar, de zoon van Aaron. Volgens de Samaritaanse traditie namen afstammelingen van Aarons andere zoon, Ithamar, vervolgens de functie over.

Tegen het einde van de Ottomaanse periode daalde de Samaritaanse gemeenschap naar het laagste niveau. In de 19de eeuw, onder druk van gedwongen bekering en vervolging door de lokale heersers en incidentele natuurrampen, daalde de gemeenschap tot iets meer dan 100 personen.

Brits Mandaat Palestina

De situatie van de Samaritaanse gemeenschap verbeterde aanzienlijk tijdens het Brits Mandaat Palestina. In die tijd begonnen ze te werken in de publieke sector, net als vele andere groepen. De volkstellingen van 1922 en 1931 registreerden respectievelijk 163 en 182 Samaritanen in Palestina. De meerderheid van hen woonde in Nablus (E. Mills, p. 52).

Na 1948

Na het einde van het Britse mandaat van Palestina en de daaropvolgende vestiging van de staat Israël, emigreerden enkele Samaritanen die in Jaffa woonden naar Samaria en woonden in Nablus. Tegen het einde van de jaren vijftig verlieten ongeveer 100 Samaritanen de Westelijke Jordaanoever om naar Gaff en Tel Aviv onder het door Israël beheerde gedeelte te gaan. In 1965 vertrokken zij met anderen naar Holon (Dr. Hussein Ahmad Yousef, The Political History of the Samaritans).

Tot de jaren negentig verbleven de meeste Samaritanen in de stad Nablus onder de berg Gerizim. Als gevolg van de Eerste Intifada (1987-1990) verhuisden ze naar de berg zelf in de buurt van de Israëlische nederzetting Har Brakha (CNN.com, 14 okt. 2002).

Op dit moment zijn er in Israël en de betwiste gebieden 810 Samaritanen (The Samaritan Update).


Aangemaakt op 30 mei 2005, laatst gewijzigd 4 februari 2020


Koop nu