Lukas 12:58 | Want als gij heengaat met uw wederpartij voor de overheid, zo doet naarstigheid op den weg, om van hem verlost te worden; opdat hij misschien u niet voor den rechter trekke, en de rechter u den gerechtsdienaar overlevere, en de gerechtsdienaar u in de gevangenis werpe. |
Lukas 14:9 | En hij, komende, die u en hem genood heeft, tot u zegge: Geef dezen plaats; en gij alsdan zoudt beginnen met schaamte de laatste plaats te houden. |
Lukas 15:12 | En de jongste van hen zeide tot den vader: Vader, geef mij het deel des goeds, dat [mij] toekomt. En hij deelde hun het goed. |
Lukas 15:16 | En hij begeerde zijn buik te vullen met den draf, dien de zwijnen aten; en niemand gaf hem dien. |
Lukas 15:22 | Maar de vader zeide tot zijn dienstknechten: Brengt [hier] voor het beste kleed, en doet het hem aan, en geeft hem een ring aan zijn hand, en schoenen aan de voeten; |
Lukas 15:29 | Doch hij, antwoordende, zeide tot den vader: Zie, ik dien u [nu] zo vele jaren, en heb nooit uw gebod overtreden, en gij hebt mij nooit een bokje gegeven, opdat ik met mijn vrienden mocht vrolijk zijn. |
Lukas 16:12 | En zo gij in eens anders [goed] niet getrouw zijt geweest, wie zal u het uwe geven? |
Lukas 17:18 | En zijn er geen gevonden, die wederkeren, om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling? |
Lukas 18:43 | En terstond werd hij ziende, en volgde Hem, God verheerlijkende. En al het volk, [dat] ziende, gaf Gode lof. |
Lukas 19:8 | En Zacheus stond, en zeide tot den Heere: Zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik den armen; en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder. |
Lukas 19:13 | En geroepen hebbende zijn tien dienstknechten, gaf hij hun tien ponden, en zeide tot hen: Doet handeling, totdat ik kome. |
Lukas 19:15 | En het geschiedde, toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide, dat die dienstknechten tot hem zouden geroepen worden, wien hij het geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een iegelijk met handelen gewonnen had. |
Lukas 19:23 | Waarom hebt gij dan mijn geld niet in de bank gegeven, en ik, komende, had hetzelve met woeker mogen eisen? |
Lukas 19:24 | En hij zeide tot degenen, die bij hem stonden: Neemt dat pond van hem weg, en geeft het dien, die de tien ponden heeft. |
Lukas 19:26 | Want ik zeg u, dat een iegelijk, die heeft, zal gegeven worden; maar van degene, die niet heeft, van dien zal genomen worden ook wat hij heeft. |
Lukas 20:2 | En spraken tot Hem zeggende: Zeg ons, door wat macht Gij deze dingen doet; of wie Hij is, Die U deze macht heeft gegeven? |
Lukas 20:10 | En als het de tijd was, zond hij tot de landlieden een dienstknecht, opdat zij hem van de vrucht des wijngaards geven zouden; maar de landlieden sloegen denzelven, en zonden [hem] ledig heen. |
Lukas 20:16 | Hij zal komen en deze landlieden verderven, en zal den wijngaard aan anderen geven. En als zij [dat] hoorden, zeiden zij: Dat zij verre! |
Lukas 20:22 | Is het ons geoorloofd den keizer schatting te geven, of niet? |
Lukas 21:15 | Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten. |