Mattheus 25:44 | Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of krank, of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? |
Mattheus 26:5 | Doch zij zeiden: Niet in het feest, opdat er geen oproer worde onder het volk. |
Mattheus 26:6 | Als nu Jezus te Bethanie was, ten huize van Simon, de melaatse, |
Mattheus 26:13 | Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, [daar] zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft. |
Mattheus 26:23 | En Hij, antwoordende, zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden. |
Mattheus 26:29 | En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders. |
Mattheus 26:31 | Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij geergerd worden in deze nacht; want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. |
Mattheus 26:33 | Doch Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Al werden zij ook allen aan U geërgerd, ik zal nimmermeer geërgerd worden. |
Mattheus 26:34 | Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat gij in dezen zelfden nacht, eer de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen. |
Mattheus 26:52 | Toen zeide Jezus tot hem: Keer uw zwaard weder in zijn plaats; want allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan. |
Mattheus 26:55 | Ter zelfder ure sprak Jezus tot de scharen: Gij zijt uitgegaan als tegen een moordenaar, met zwaarden en stokken, om Mij te vangen; dagelijks zat Ik bij u, lerende in den tempel, en gij hebt Mij niet gegrepen; |
Mattheus 26:69 | En Petrus zat buiten in de zaal; en een dienstmaagd kwam tot hem, zeggende: Gij waart ook met Jezus, den Galileer. |
Mattheus 27:5 | En als hij de zilveren [penningen] in den tempel geworpen had, vertrok hij, en heengaande verworgde [zichzelven]. |
Mattheus 27:12 | En als Hij van de overpriesters en de ouderlingen beschuldigd werd, antwoordde Hij niets. |
Mattheus 27:40 | En zeggende: Gij, Die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven. Indien Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis. |
Mattheus 27:56 | Onder dewelke was Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en de moeder der zonen van Zebedeus. |
Mattheus 27:60 | En legde dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had; en een grote steen [tegen] de deur des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg. |
Mattheus 28:18 | En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. |
Markus 1:2 | Gelijk geschreven is in de profeten: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal. |
Markus 1:3 | De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht. |