H413 אֵל
met, boven, tegen, nevens, in, tot, aan, dat, bij, naast, naar, op, van

Bijbelteksten

Genesis 41:39Daarna zeide Farao tot Jozef: Naardien dat God u dit alles heeft verkondigd, zo is er niemand [zo] verstandig en wijs, als gij.
Genesis 41:41Voorts sprak Farao tot Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland gesteld.
Genesis 41:44En Farao zeide tot Jozef: Ik ben Farao! doch zonder u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen in gans Egypteland.
Genesis 41:55Als nu gans Egypteland hongerde, riep het volk tot Farao om brood; en Farao zeide tot alle Egyptenaren: Gaat tot Jozef, doet wat hij u zegt.
Genesis 41:57En alle landen kwamen in Egypte tot Jozef, om te kopen; want de honger was sterk in alle landen.
Genesis 42:7Als Jozef zijn broederen zag, zo kende hij hen; maar hij hield zich vreemd jegens hen, en sprak hard met hen, en zeide tot hen: Van waar komt gij? En zij zeiden: Uit het land Kanaan; om spijze te kopen.
Genesis 42:9Toen gedacht Jozef aan de dromen, die hij van hen gedroomd had; en hij zeide tot hen: Gij zijt verspieders, gij zijt gekomen om te bezichtigen, waar het land bloot is.
Genesis 42:10En zij zeiden tot hem: Neen, mijn heer! maar uw knechten zijn gekomen, om spijze te kopen.
Genesis 42:12En hij zeide tot hen: Neen, maar gij zijt gekomen, om te bezichtigen, waar het land bloot is.
Genesis 42:14Toen zeide Jozef tot hen: Dat is het, wat ik tot u gesproken heb, zeggende: Gij zijt verspieders!
Genesis 42:17En hij zette hen samen drie dagen in bewaring.
Genesis 42:18En ten derden dage zeide Jozef tot hen: Doet dit, zo zult gij leven; ik vrees God.
Genesis 42:20En brengt uw kleinsten broeder tot mij, zo zullen uw woorden waar gemaakt worden; en gij zult niet sterven. En zij deden alzo.
Genesis 42:21Toen zeiden zij de een tot den ander: Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid der ziele wij zagen, toen hij ons om genade bad; maar wij hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid over ons.
Genesis 42:22En Ruben antwoordde hun, zeggende: Heb ik het tot u niet gezegd, toen ik zeide: Zondigt niet aan dezen jongeling! maar gij hoordet niet; en ook zijn bloed, ziet, het wordt gezocht!
Genesis 42:24Toen wendde hij zich om, van hen af, en weende; daarna keerde hij weder tot hen, en sprak tot hen, en nam Simeon van hen, en bond hem voor hun ogen.
Genesis 42:25En Jozef gebood, dat men hun zakken met koren vullen zou, en dat men hun geld wederkeerde, een iegelijk in zijn zak, en dat men hun teerkost gave tot den weg; en men deed hun alzo.
Genesis 42:28En hij zeide tot zijn broederen: Mijn geld is wedergekeerd; daartoe ook, ziet, het is in mijn zak! Toen ontging hun het hart, en zij verschrikten, de een tot den ander zeggende: Wat is dit, [dat] ons God gedaan heeft?
Genesis 42:29En zij kwamen in het land Kanaan, tot Jakob, hun vader; en zij gaven hem te kennen al hun wedervaren, zeggende:
Genesis 42:31Maar wij zeiden tot hem: Wij zijn vroom; wij zijn geen verspieders.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel