H413 אֵל
met, boven, tegen, nevens, in, tot, aan, dat, bij, naast, naar, op, van
Ezechiel 20:46 | Mensenkind, zet uw aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup tegen het zuiden; en profeteer tegen het woud van het veld [in het] zuiden. |
Ezechiel 21:1 | En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: |
Ezechiel 21:2 | Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Jeruzalem, en drup tegen de heiligdommen, en profeteer tegen het land van Israel; |
Ezechiel 21:3 | En zeg tot het land van Israel: Alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik [wil] aan u, en Ik zal Mijn zwaard uit zijn schede trekken; en Ik zal van u uitroeien den rechtvaardige en den goddeloze. |
Ezechiel 21:4 | Omdat Ik [dan] van u uitroeien zal den rechtvaardige en den goddeloze, daarom zal Mijn zwaard uit zijn schede uitgaan tegen alle vlees, van het zuiden [tot] het noorden. |
Ezechiel 21:7 | En het zal geschieden, als zij tot u zeggen zullen: Waarom zucht gij, dat gij zeggen zult: Om het gerucht, want het komt! en alle hart zal versmelten, en alle handen zullen verslappen, en alle geest zal inkrimpen, en alle knieen [als] water henenvlieten; ziet, het komt, en het zal geschieden, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 21:8 | Wederom geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: |
Ezechiel 21:12 | Schreeuw en huil, o mensenkind, want hetzelve zal zijn tegen Mijn volk, het zal zijn tegen al de vorsten van Israel; verschrikkingen zullen vanwege het zwaard bij Mijn volk zijn; daarom klop op de heup. |
Ezechiel 21:14 | Daarom gij, mensenkind, profeteer, en sla hand tegen hand; want het zwaard zal verdubbeld worden ten derden male, het is het zwaard dergenen, die verslagen zullen worden; het is het zwaard der groten, die verslagen zullen worden, dat tot hen in de binnenste kameren indringen zal. |
Ezechiel 21:17 | En Ik Zelf zal ook Mijn hand tegen Mijn hand slaan, en Mijn grimmigheid doen rusten; Ik, de HEERE, heb het gesproken. |
Ezechiel 21:18 | Wederom geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: |
Ezechiel 21:21 | Want de koning van Babel zal aan de wegscheiding staan, aan het hoofd van de twee wegen, om waarzegging te gebruiken; hij zal zijn pijlen slijpen; hij zal de terafim vragen, hij zal de lever bezien. |
Ezechiel 21:28 | En gij, mensenkind, profeteer en zeg: Alzo zegt de Heere HEERE, van de kinderen Ammons, en van hun smading; zo zeg: Het zwaard, het zwaard is uitgetrokken, het is ter slachting geveegd om te verdoen, om te glinsteren; |
Ezechiel 21:29 | Terwijl zij u ijdelheid zien, terwijl zij u leugen voorzeggen, om u op de halzen te stellen dergenen, die van de goddelozen verslagen zijn, welker dag gekomen was ten tijde der uiterste ongerechtigheid. |
Ezechiel 21:30 | Keer [uw zwaard] weder in zijn schede! In de plaats, waar gij geschapen zijt, in het land uwer woningen zal Ik u richten. |
Ezechiel 22:1 | Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: |
Ezechiel 22:9 | Achterklappers zijn in u geweest om bloed te vergieten, en in u hebben zij op de bergen gegeten, zij hebben schandelijkheid in het midden van u gedaan. |
Ezechiel 22:13 | Ziet dan, Ik heb Mijn hand geslagen, om uw gierigheid, die gij bedreven hebt, en om uw bloed, die in het midden van u geweest zijn. |
Ezechiel 22:17 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: |
Ezechiel 22:19 | Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gijlieden allen tot schuim geworden zijt, daarom ziet, Ik zal u in het midden van Jeruzalem vergaderen. |