G1161 δέ
maar, bovendien

Bijbelteksten

Mattheus 10:28En vreest niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel.
Mattheus 10:30En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld.
Mattheus 10:33Maar zo wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, dien zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen [is].
Mattheus 11:2En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen;
Mattheus 11:7Als nu dezen heengingen, heeft Jezus tot de scharen begonnen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat van den wind ginds en weder bewogen wordt?
Mattheus 11:11Voorwaar zeg Ik u: onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij.
Mattheus 11:12En van de dagen van Johannes den Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweld.
Mattheus 11:16Doch waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op de markten zitten, en hun gezellen toeroepen,
Mattheus 12:1In dien tijd ging Jezus op een sabbatdag door het gezaaide, en Zijn discipelen hadden honger, en begonnen aren te plukken en te eten.
Mattheus 12:2En de Farizeen, [dat] ziende, zeiden tot Hem: Zie, Uw discipelen doen wat niet geoorloofd is te doen op den sabbat.
Mattheus 12:3Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen wat David gedaan heeft, toen hem hongerde, en hun die met hem [waren]?
Mattheus 12:6En Ik zeg u, dat Een, meerder dan de tempel, hier is.
Mattheus 12:7Doch zo gij geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid en niet offerande, gij zoudt de onschuldigen niet veroordeeld hebben.
Mattheus 12:11En Hij zeide tot hen: Wat mens zal er zijn onder u, die een schaap heeft, en zo datzelve op een sabbatdag in een gracht valt, [die] hetzelve niet zal aangrijpen en uitheffen?
Mattheus 12:14En de Farizeen, uitgegaan zijnde, hielden te zamen raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten.
Mattheus 12:15Maar Jezus, [dat] wetende, vertrok van daar, en vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze allen.
Mattheus 12:24Maar de Farizeen, [dit] gehoord hebbende, zeiden: Deze werpt de duivelen niet uit, dan door Beelzebul, den overste der duivelen.
Mattheus 12:25Doch Jezus, kennende hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een iedere stad, of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan.
Mattheus 12:28Maar indien Ik door den Geest Gods de duivelen uitwerp, zo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen.
Mattheus 12:31Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest zal den mensen niet vergeven worden.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken